VN-Veiligheidsraadresolutie 242 (22 november 1967)
Uitdrukking gevend aan de ongerustheid, die de ernstige toestand in het Midden-Oosten hem blijft berokkenen, onderstrepend, hoe ontoelaatbaar het is, door middel van oorlog gebieden te verwerven, en hoe nodig het is zich in te spannen voor een rechtvaardige en duurzame vrede, die het elke staat in het onderhavige gebied mogelijk maakt in veiligheid te leven, bovendien onderstrepend dat alle lidstaten door het Handvest van de Verenigde Naties te aanvaarden, de verplichting zijn aangegaan zich te houden aan het artikel 1 van het Handvest; 1. Stelt vast, dat de nakoming van de beginselen van het Handvest vereist dat een duurzame vrede in het Midden-Oosten wordt gesticht, een vrede die de toepassing van de volgende twee beginselen zal moeten inhouden: a. Terugtrekking van de Israelische strijdkrachten uit (de)* gebieden die tijdens het jongste conflict zijn bezet; b. Stopzetting van alle uitingen van oorlogszuchtigheid of van alle oorlogstoestanden, benevens eerbiediging en erkenning van de soevereiniteit en de territoriale onschendbaarheid en politieke onafhankelijkheid van alle staten in het gebied, en van hun recht om in vrede te leven binnen veilige en erkende grenzen, beschut tegen wrijvingen of daden van geweld; 2. Stelt voorts vast dat het noodzakelijk is: a. De vrije vaart te waarborgen op de internationale waterwegen van het gebied; b. Een rechtvaardige regeling van het vluchtelingenvraagstuk te bewerkstelligen; c. De territoriale onschendbaarheid en de politieke onafhankelijkheid van elke staat in het gebied te waarborgen door maatregelen, die de vorming van gedemilitariseerde zones omvatten. 3. Verzoekt de Secretaris-Generaal een speciale vertegenwoordiger aan te wijzen die zich naar het Midden-Oosten moet begeven om er betrekkingen met de belanghebbende staten aan te knopen en te onderhouden, teneinde overeenstemming te bevorderen, en de pogingen te steunen die gericht zijn op het bereiken van een vreedzame en aanvaardbare regeling, overeenkomstig de bepalingen en beginselen van de onderhavige resolutie; 4. Verzoekt de Secretaris-Generaal, zodra dat mogelijk is, de Veiligheidsraad een rapport aan te bieden over de activiteiten van de speciale vertegenwoordiger.
verschenen in Soemoed, jaargang 31, nummer 3-4, mei - augustus 2003, dossier, pp. 8-9 |