Het Akkoord van Genève


de integrale ontwerptekst


ondertekend in Amman (Jordanië) op 12 oktober 2003,
gepresenteerd in Genève (Zwitserland)
op 1 december 2003


[aanhef Ha'aretz]


de tekst

Hierna volgt de tekst van het 'Akkoord van Genève', in de versie die exclusief door het Israelische dagblad Ha'aretz verworven is. (Bijlage X, waarnaar wordt verwezen, is nog niet volledig).

kanttekening van de redactie:

Niet alleen is Bijlage X - waaraan in de tekst zo'n 50 maal (!) wordt gerefereerd - 'nog niet volledig' (lees: daarover is na enkele jaren van onderhandelen nog altijd geen overeenstemming bereikt), dat geldt eveneens voor de Artikelen 12, 13, 14 en 17 (zie onder).

Op grond daarvan kan in dit stadium feitelijk nog niet over een ontwerptekst worden gesproken. Er bestaat immers nog grote onduidelijkheid over de invulling van een aantal belangrijke en/of gevoelige kwesties. Het recente verleden heeft geleerd dat in geval van onduidelijkheid de sterkste partij - Israel - haar invulling van de nog openstaande kwesties zal proberen door te drukken. De zwakste partij - de Palestijnen - loopt bijgevolg groot risico uiteindelijk aan het kortste eind te trekken.

 

 

Ontwerptekst voor een definitief akkoord


Voorwoord

De staat Israel (hierna: Israel) en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (hierna: PLO), de vertegenwoordiger van het Palestijnse volk (hierna: de Partijen).

Herbevestigen hun vaste voornemen om een eind te maken aan tientallen jaren van confrontatie en conflict, en om vreedzaam samen te leven, in wederzijdse waardigheid en veiligheid, gebaseerd op een rechtvaardige, blijvende en alomvattende vredesregeling, die een historische verzoening inhoudt;

Erkennen dat vrede de overgang veronderstelt van een oorlogslogica naar een logica van vrede en samenwerking en dat woorden en daden, die passen in een staat van oorlog noch aangepast noch aanvaardbaar zijn in tijden van vrede;

Bevestigen hun diepe overtuiging dat de vredeslogica compromissen veronderstelt en dat de enige leefbare oplossing een twee-staten oplossing is, gebaseerd op de VN-Veiligheidsraadsresoluties 242 [1967] en 338 [1973];

Bevestigen dat deze Overeenkomst de erkenning van het recht van het joodse volk op een eigen staat inhoudt en ook de erkenning van het recht van het Palestijnse volk op een eigen staat, zonder afbreuk te doen aan de gelijke rechten van de respectievelijke burgers van beide Partijen;

Erkennen dat beide volkeren, na jaren in wederzijdse vrees en onveiligheid geleefd te hebben, nu aan een tijdperk van vrede, veiligheid en stabiliteit moeten kunnen beginnen, hetgeen veronderstelt dat beide Partijen alle noodzakelijke acties ondernemen om de realisatie van dit tijdperk te garanderen;

Erkennen elkaars recht op een vreedzaam en veilig bestaan binnen veilige en erkende grenzen, vrij van bedreigingen of gewelddaden;

Zijn vastbesloten om relaties op te bouwen, die gebaseerd zijn op samenwerking en de verbintenis om in goed nabuurschap naast elkaar te leven, met de bedoeling om afzonderlijk en gezamenlijk bij te dragen tot het welzijn van hun respectievelijke bevolking;

Herbevestigen hun verplichting om zich te gedragen in overeenstemming met de normen van het internationaal recht en het Handvest van de Verenigde Naties;

Bevestigen dat deze Overeenkomst is gesloten binnen het kader van het vredesproces voor het Midden-Oosten, dat is gestart in oktober 1991 in Madrid, en eveneens in het kader van de Principeverklaring van 13 september 1993, evenals andere afspraken, zoals de Interim Overeenkomst van september 1995, het Wye River Memorandum van oktober 1998 en het Sharm al-Sheikh Memorandum van 4 september 1999, alsook de onderhandelingen over de permanente status, waaronder de Camp David Topconferentie van juli 2000, de Ideeën van [de Amerikaanse ex-president Bill] Clinton van december 2000 en de Taba Onderhandelingen van januari 2001;

Herbevestigen hun gehechtheid aan de Resoluties van de VN-Veiligheidsraad 242, 338 en 1397, en bevestigen dat onderstaande Overeenkomst gebaseerd is op, zal leiden tot, en uiteindelijk de volledige implementatie zal inhouden van deze resoluties, waardoor het Israelisch-Palestijns conflict in al zijn aspecten zal opgelost zijn; [zie voor de tekst van VN-resoluties 242, 338 en 1397 de door de redactie toegevoegde bijlagen bij de ontwerptekst; red.]

Verklaren dat deze Overeenkomst de realisatie is van de permanente status vredescomponent, zoals die voorzien werd in de toespraak van president [George] Bush op 24 juni 2002 en in het proces van de Routekaart [naar Vrede], voorgesteld door het Kwartet [Verenigde Staten, Russische Federatie, Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN); red.];

Verklaren dat deze Overeenkomst de historische verzoening inhoudt tussen de Palestijnen en de Israeli's en dat zij de weg opent voor verzoening tussen de Arabische Wereld en Israel en de opbouw van normale vreedzame betrekkingen tussen de Arabische staten en Israel, in overstemming met de relevante clausules van de resolutie van de Arabische Liga van 28 maart 2002 in Beiroet [zie voor de tekst van het Arabische vredesinitiatief de door de redactie toegevoegde bijlagen bij de ontwerptekst; red.]; en

Besluiten om een alomvattende regionale vrede na te streven, die bijdraagt tot stabiliteit, veiligheid, ontwikkeling en voorspoed voor de gehele regio;


Zijn het volgende overeengekomen:


Artikel 1 – Doelstelling van de Permanente Status Overeenkomst

1. De Permanente Status Overeenkomst (Permanent Status Agreement; hierna: deze Overeenkomst) maakt een eind aan het conflict en voert ons binnen in een nieuw tijdperk, gebaseerd op relaties van vrede, samenwerking en goed nabuurschap tussen de Partijen.

2. De implementatie van deze Overeenkomst zal de vervulling zijn van alle eisen van de Partijen uit het verleden, voorafgaand aan de ondertekening van deze Overeenkomst. Er zullen dus geen bijkomende eisen gesteld worden over wat aan de Overeenkomst voorafging.


Artikel 2 – Betrekkingen tussen de Partijen

1. De staat Israel zal de staat Palestina (hierna: Palestina) erkennen zodra deze is opgericht. De staat Palestina zal onmiddellijk de staat Israel erkennen.

2. De staat Palestina zal de opvolger zijn van de PLO, met al haar rechten en plichten.

3. Israel en Palestina zullen onmiddellijk diplomatieke en consulaire betrekkingen met elkaar aanknopen en zullen binnen één maand na hun wederzijdse erkenning ambassadeurs uitwisselen.

4. De Partijen erkennen Palestina en Israel als de thuislanden van hun respectievelijke volkeren. De Partijen zijn gehouden om niet te interveniëren in elkaars interne aangelegenheden.

5. Deze Overeenkomst vervangt alle eerdere overeenkomsten die tussen de Partijen zijn gesloten.

6. Zonder afbreuk te doen aan de bindende afspraken van deze Overeenkomst, zullen de betrekkingen tussen Israel en Palestina gebaseerd zijn op de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties.

7. Met het doel om vooruitgang te maken in de relaties tussen de twee staten en de twee volkeren, zullen Palestina en Israel samenwerken op gebieden van gemeenschappelijk belang. Dit omvat, maar is niet beperkt tot, dialoog tussen hun respectievelijke wetgevende lichamen en staatsinstellingen, samenwerking tussen hun lokale autoriteiten, bevordering van de samenwerking op het niveau van het niet-gouvernementele middenveld (civil society), alsmede gezamenlijke programma's en uitwisseling op het gebied van cultuur, media, jongeren, wetenschap, milieu, gezondheid, landbouw, toerisme en misdaadpreventie. Het Israelisch-Palestijns Samenwerkingscomité zal deze samenwerking coördineren, conform Artikel 8.

8. De Partijen zullen samenwerken op gebieden van gemeenschappelijk economisch belang, om het menselijk potentieel van hun respectievelijke volkeren op de beste manier te realiseren. In dit opzicht zullen zij bilateraal, regionaal en met de internationale gemeenschap samenwerken om het vredesdividend maximaal beschikbaar te stellen van het grootst mogelijke deel van hun respectievelijke volkeren. Daartoe geschikte instellingen zullen door de Partijen worden opgericht.

9. De Partijen zullen krachtige instrumenten ontwikkelen ten behoeve van de samenwerking op het gebied van de veiligheid. Zij zullen zich verbinden in een omvattende en ononderbroken inspanning om het terrorisme en het geweld te beëindigen tegen elkaars burgers, eigendommen, instituten en territorium.

10. Israel en Palestina zullen samen en afzonderlijk met andere partijen in de regio samenwerken om regionale samenwerking en coördinatie op gebieden van gemeenschappelijk belang, te versterken en te bevorderen.

11. De Partijen zullen een Hoge Palestijns-Israelische Stuurgroep op ministerieel niveau instellen om de uitvoering van deze Overeenkomst te begeleiden, te monitoren en te vergemakkelijken, zowel bilateraal als in de context van de mechanismen, die hieronder in Artikel 3 beschreven worden.


Artikel 3 – Implementatie en Verificatie Groep

1. Oprichting en Samenstelling

(a) Een Implementatie en Verificatie Groep (IVG) zal worden opgericht om disputen met betrekking tot de uitvoering van deze Overeenkomst vast te stellen, te bespreken en op te lossen.

(b) In de IVG zullen vertegenwoordigd zijn: de Verenigde Staten, de Russische Federatie, de EU, de VN en andere regionale en internationale partijen, waarover de Partijen het eens zijn.

(c) De IVG zal zijn activiteiten coördineren met de Hoge Palestijns-Israelisch Stuurgroep, opgericht in Artikel 2/11 hierboven, en in opvolging van het Israelisch-Palestijns Samenwerkings Comité (IPCC), opgericht krachtens Artikel 8 hieronder.

(d) De structuur, de procedures en de modaliteiten van de IVG worden hieronder uiteen gezet en verder uitgewerkt in Bijlage X.

2. Structuur

(a) Een Contact Groep van vooraanstaande politici, samengesteld uit alle IVG leden, zal de hoogste autoriteit zijn in de IVG.

(b) De Contact Groep zal, in overleg met de Partijen, een Speciale Vertegenwoordiger aanstellen, die de voornaamste uitvoerende macht van de IVG zal zijn op het terrein. De Speciale Vertegenwoordiger zal het werk van de IVG regelen en voortdurend contact houden met de Partijen, de Hoge Palestijns-Israelische Stuurgroep en de Contact Groep.

(c) Het permanente hoofdkwartier en secretariaat van de IVG zal geïnstalleerd worden op een overeen te komen locatie in Jeruzalem.

(d) De IVG zal zijn structuren opbouwen, waarnaar in deze Overeenkomst gerefereerd wordt, en ook bijkomende structuren, voorzover die voor de IVG noodzakelijk worden geacht. Deze structuren zullen integraal deel uitmaken en onder gezag staan van de IVG.

(e) De Multinationale Strijdmacht (MF), opgericht krachtens Artikel 5, zal een integraal deel zijn van de IVG. De Speciale Vertegenwoordiger zal, met instemming van de Partijen, een Commandant van de MF aanstellen, die verantwoordelijk zal zijn voor het dagelijks bevel over de MF. Details aangaande de Speciale Vertegenwoordiger en de MF-Commandant worden uiteengezet in Bijlage X.

(f) De IVG zal een mechanisme uitwerken om geschillen te regelen, in overeenstemming met Artikel 16.

3. Coördinatie met de Partijen

Een Trilateraal Comité, samengesteld uit de Speciale Vertegenwoordiger en de Hoge Palestijns-Israelische Stuurgroep zal opgericht worden en zal ten minste op maandelijkse basis samenkomen om de implementatie van deze Overeenkomst te controleren. Het Trilateraal Comité zal samenkomen binnen de 48 uur op verzoek van een van de drie vertegenwoordigde partijen.

4. Functies

Naast de functies, die elders in deze Overeenkomst worden gespecifieerd, zal de IVG:

(a) Maatregelen nemen op basis van de rapporten van de MF,

(b) De Partijen bijstaan om de Overeenkomst uit te voeren en meningsverschillen op het terrein proberen te voorkomen en zo snel mogelijk op te lossen.

5. Beëindiging

Afhankelijk van de vooruitgang in de uitvoering van deze Overeenkomst en van de vervulling van de specifieke gemandateerde functies, zal de IVG zijn activiteiten op de voornoemde terreinen beëindigen. De IVG zal blijven bestaan, tenzij de Partijen daarover anders beslissen.

Artikel 4 – Territorium

1. De Internationale Grenzen tussen de Staten Palestina en Israel

(a) In overeenstemming met de VN-Veiligheidsraadresoluties 242 en 338, zal de grens tussen de Palestijnse en de Israelische staten gebaseerd zijn op de bestandslijn, van 4 juni 1967. Wijzigingen zullen aangebracht worden op een 1:1 basis, zoals voorzien in de toegevoegde Kaart nr. 1

(b) De Partijen erkennen de grens, zoals voorzien in de toegevoegde Kaart nr. 1, als de permanente, veilige en internationale grens tussen hun beider staten.

2. Soevereiniteit en Onschendbaarheid

(a) De Partijen erkennen en respecteren elkaars soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid, alsook de onschendbaarheid van elkaars territorium, daarbij inbegrepen de territoriale wateren en het luchtruim. Zij zullen deze onschendbaarheid respecteren in overeenstemming met deze Overeenkomst, het Handvest van de Verenigde Naties en andere regels uit het internationaal recht.

(b) De Partijen erkennen elkaars recht in hun exclusieve economische zones, in overeenstemming met het internationaal recht.

3. Israelische Terugtrekking

(a) Israel zal zich terugtrekken in overeenstemming met Artikel 5.

(b) Palestina zal de verantwoordelijkheid opnemen voor de gebieden waaruit Israel zich terugtrekt.

(c) De gezagsoverdracht van Israel aan Palestina zal gebeuren in overeenstemming met Bijlage X.

(d) De IVG zal de uitvoering van dit Artikel monitoren, verifiëren en faciliteren.

4. Demarcatie

(a) Een Gezamenlijke Technische Grens Commissie (hierna: de Commissie), samengesteld uit de twee Partijen, zal opgericht worden om de technische demarcatie van de grens te realiseren, conform ditzelfde Artikel. De procedures die het werk van de Commissie regelen zijn uiteengezet in Bijlage X.

(b) Elk dispuut in de Commissie zal voorgelegd worden aan de IVG, conform Bijlage X.

(c) De fysische demarcatie van de internationale grenzen zal door de Commissie vastgesteld worden, binnen de negen maanden na de datum van het in werking treden van deze Overeenkomst.

5. Nederzettingen

(a) De staat Israel zal verantwoordelijk zijn voor de hervestiging van de Israeli's die in soeverein Palestijns gebied leven, naar een nieuwe woonplaats buiten Palestijns gebied.

(b) De hervestiging zal voltrokken worden volgens het schema dat gestipuleerd wordt in Artikel 5.

(c) Bestaande regelingen betreffende Israelische kolonisten en nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza, daarbij inbegrepen de veiligheidsmaatregelen, blijven van kracht in elk van de nederzettingen tot de datum, die in het tijdschema vastgelegd is voor de ontruiming van de betreffende nederzetting.

(d) De modaliteiten voor de overdracht van het gezag over de nederzettingen aan Palestina worden voorzien in Bijlage X. De IVG zal elk dispuut, dat zich tijdens de uitvoering kan voordoen, oplossen.

(e) Israel zal de onroerende goederen, de infrastructuur en de (nuts)voorzieningen intact houden in de Israelische nederzettingen die overgedragen moeten worden aan de Palestijnse soevereiniteit. Een overeen te komen inventaris zal opgemaakt worden door de Partijen met behulp van de IVG, in het vooruitzicht van de beëindiging van de evacuatie en conform Bijlage X.

(f) De staat Palestina zal exclusief aanspraak kunnen maken op al het land en elk gebouw, elke nutsvoorziening, infrastructuur of andere eigendom, die in elk van de nederzettingen blijft op de datum die voorzien is voor de beëindiging van de evacuatie van deze nederzetting.

6. Corridor

(a) De staten Palestina en Israel zullen een corridor instellen die de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza met elkaar verbindt. Deze corridor zal:

i. Onder Israelische soevereiniteit staan.

ii. Permanent geopend zijn.

iii. Onder Palestijns bestuur staan, conform Bijlage X van deze Overeenkomst. De Palestijnse wet zal van kracht zijn op personen die van deze corridor gebruik maken en op activiteiten die daar plaatsvinden.

iv. Israelische transportsystemen en andere infrastructuurnetwerken niet verstoren. Het milieu, de publieke veiligheid of de volksgezondheid mogen niet in gevaar komen. Waar nodig, zullen technische oplossingen gezocht worden om dit soort problemen te vermijden.

v. De opbouw van de nodige infrastructuur en voorzieningen toelaten om de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza met elkaar te verbinden. Deze voorzieningen omvatten onder andere pijpleidingen, elektriciteits- en telefoonkabels en toebehoren, zoals uitgewerkt in Bijlage X.

vi. Niet in strijd met deze Overeenkomst worden gebruikt.

(b) Een defensieve barrière zal over de lengte van de corridor worden opgericht. Vanuit de corridor mogen Palestijnen Israel niet binnengaan en omgekeerd mogen ook Israeli's Palestina niet binnengaan via deze corridor.

(c) De Partijen zullen de bijstand van de internationale gemeenschap inroepen om de financiering van deze corridor te verzekeren.

(d) De IVG zal de uitvoering van dit Artikel garanderen, in overeenstemming met Bijlage X.

(e) Elk dispuut dat tussen de Partijen ontstaat als gevolg van de werking van de corridor zal opgelost worden volgens de bepalingen van Artikel 16.

(f) De schikkingen, die in deze clausule voorzien zijn, kunnen alleen beëindigd of herzien worden door een nieuwe overeenkomst tussen beide Partijen.


Artikel 5 – Veiligheid

1. Algemene Veiligheidsvoorzieningen

(a) De Partijen erkennen dat wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van veiligheid een significant deel van hun bilaterale relaties zal uitmaken en dat dit de regionale veiligheid verder zal vergroten. Palestina en Israel zullen hun veiligheidsrelaties baseren op samenwerking, wederzijds vertrouwen, goed nabuurschap en de bescherming van hun gezamenlijke belangen.

(b) Palestina en Israel zullen beide:

i. Het recht van de ander erkennen en respecteren om in vrede te leven binnen veilige en erkende grenzen, vrij van de vrees voor oorlog, terrorisme en geweld.

ii. Niet dreigen met, of gebruik maken van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van de ander en zij zullen alle onderlinge disputen met vreedzame middelen oplossen.

iii. Zich niet verbinden met enige coalitie, organisatie of alliantie met militair of veiligheidskarakter, met als doel of als middel het plegen van agressie of andere vijandelijke daden tegen de ander.

iv. Zich niet inlaten met het organiseren, aanmoedigen of toestaan van de vorming van ongeregelde gewapende bendes, onder andere huurlingen en milities, op hun respectievelijke grondgebied. Zij zullen de vorming van dit soort bendes actief voorkomen. In dit verband zal ook elke bestaande ongeregelde strijdmacht of gewapende bende ontmanteld worden en ook zal belet worden dat dit soort organisaties nog ooit opgericht wordt.

v. Zij zullen zich niet engageren in het organiseren, helpen, toestaan of deelnemen aan gewelddaden tegen de ander. Zij zullen ook niet toestaan dat er activiteiten plaatsvinden met de bedoeling om gewelddaden te plegen.

(c) Om deze veiligheidssamenwerking mogelijk te maken, zullen de Partijen een Gezamenlijk Veiligheids Comité op hoog niveau instellen, dat tenminste op maandelijkse basis zal samenkomen. Het Gezamenlijk Veiligheids Comité zal een permanent gemeenschappelijk bureau hebben en het kan zonodig sub-comités oprichten, onder andere sub-comités die plaatselijke spanningen onmiddellijk moeten oplossen.

2. Regionale Veiligheid

i. Israel en Palestina zullen samenwerken met hun buren en met de internationale gemeenschap om een veilig en stabiel Midden-Oosten op te bouwen, vrij van massavernietigingswapens, zowel conventionele als niet-conventionele, in de context van een blijvende en stabiele vrede, gekenmerkt door verzoening, goodwill en het afzweren van het gebruik van geweld.

ii. Voor dit doel zullen de Partijen samenwerken om een regionaal veiligheidssysteem op te bouwen.

3. Defensief Karakter van de Staat Palestina

Er zullen in Palestina geen andere strijdmachten worden ontplooid of gestationeerd dan die welke in deze Overeenkomst gespecifiëerd worden.

Palestina zal een niet-gemilitariseerde staat zijn, met een sterke veiligheidsmacht. Daarom zullen in Bijlage X de beperkingen gespecifieerd worden aangaande de wapens die door de Palestijnse Veiligheidsmacht (PSF) mogen gekocht, gehouden of gebruikt worden. Elk voorstel van wijziging van Bijlage X zal in overweging genomen worden door een Trilateraal Comité, bestaande uit de twee Partijen en de Multinationale Strijdmacht (MF). Als er geen overeenstemming wordt bereikt in het Trilateraal Comité, zal de IVG zijn eigen aanbevelingen doen.

De PSF zal:

i. Controle uitoefenen op de grenzen.

ii. De wet en de orde handhaven en politietaken verrichten.

iii. Terrorisme voorkomen.

iv. Spoedeisende hulpoperaties uitvoeren. En

v. De gewone openbare diensten zo nodig bijstaan.


De MF zal de toepassing van deze clausule monitoren en verifiëren.


4. Terrorisme

(a) De Partijen verwerpen en veroordelen terrorisme en geweld in al zijn vormen en zij zullen een politiek voeren op basis van dit principe. Daarenboven zullen de partijen zich verre houden van acties en politieke tendensen, die extremisme zouden aanwakkeren en voorwaarden scheppen, die aan de ene of de andere zijde tot terrorisme zouden leiden.

(b) De Partijen zullen gezamenlijk en in hun eigen gebied, ook unilateraal omvattende en voortdurende inspanningen leveren tegen alle aspecten van geweld en terrorisme. Deze inspanningen zullen onder andere inhouden dat dit soort activiteiten zoveel mogelijk voorkomen wordt en dat daders vervolgd zullen worden.

(c) Voor dit doel zullen de Partijen permanent overleggen, samenwerken en informatie uitwisselen tussen hun respectievelijke veiligheidsdiensten.

(d) Een Trilateraal Veiligheids Comité, samengesteld uit beide Partijen en de Verenigde Staten zal gevormd worden om de uitvoering van dit Artikel te garanderen. Het Trilateraal Veiligheids Comité zal omvattende concepten en richtlijnen ontwikkelen om terrorisme en geweld te bestrijden.

5. Ophitsing

(a) Zonder afbreuk te doen aan de vrijheid van meningsuiting en andere internationaal erkende mensenrechten, zullen Israel en Palestina wetten uitvaardigen om het aanzetten tot racisme, terrorisme en geweld te voorkomen en zij zullen streng toegepast worden.

(b) De IVG zal de Partijen helpen om voorschriften uit te vaardigen voor de naleving van deze clausule en zal erop toekijken dat de Partijen er zich aan houden.


6. De Multinationale Strijdmacht

(a) Een Multinationale Strijdmacht (MF) zal opgericht worden om veiligheidsgaranties te geven aan de Partijen, om als afschrikking te dienen en om de uitvoering van de relevante bepalingen van deze Overeenkomst te controleren.

(b) De samenstelling, de structuur en de grootte van de MF zijn in Bijlage X bepaald.

(c) Om de taken, gespecifieerd in deze Overeenkomst, te vervullen, zal de MF ontplooid worden in de staat Palestina. De MF zal een aangepaste Overeenkomst inzake het Statuut van de Strijdmachten (SOFA) overeenkomen met de staat Palestina.

(d) In overeenstemming met deze Overeenkomst en zoals uitgewerkt in Bijlage X:

i. In het licht van het niet-militaire karakter van de staat Palestina, zal de MF de territoriale integriteit van de staat Palestina beschermen.

ii. Zij zal dienen als afschrikking tegen externe aanvallen die een van beide Partijen zou kunnen bedreigen.

iii. Zij zal waarnemers ontplooien in gebieden, die grenzen aan de lijnen van de Israelische terugtrekking gedurende de fasen van deze terugtrekking, in overeenstemming met Bijlage X.

iv. Waarnemers ontplooien om de territoriale en maritieme grenzen van de staat Palestina te monitoren, zoals gespecifieerd in clausule 5/13.

v. De functies, gespecifieerd in clausule 5/12, uitoefenen aan de Palestijnse internationale grensovergangen.

vi. De functies, gespecifieerd in clausule 5/8, uitoefenen in verband met vroegtijdige waarschuwingen.

vii. De functies uitoefenen, gespecifieerd in clausule 5/3.

viii. De functies uitoefenen, gespecifieerd in clausule 5/7.

ix. De functies uitoefenen, gespecifieerd in Artikel 10.

x. Helpen bij het afdwingen van anti-terroristische maatregelen.

xi. Helpen bij de training van de PSF.

(e) In relatie met het bovenstaande, zal de MF regelmatig verslag uitbrengen bij de IVG, in overeenstemming met Bijlage X.

(f) De MF zal zich slechts terugtrekken of zijn mandaat laten veranderen na overeenstemming tussen de Partijen.


7. Evacuatie

(a) Israel zal al zijn militair personeel, zijn veiligheidspersoneel en zijn materieel (waaronder landmijnen), al zijn onderhoudspersoneel en ondersteunend personeel, en al zijn militaire installaties van het gebied van de staat Palestina in verschillende stadia terugtrekken (behalve als daarover in Bijlage X anders wordt beslist).

(b) De geleidelijke terugtrekking begint meteen bij het inwerkingtreden van deze Overeenkomst en gebeurt in overeenstemming met het tijdschema en de regelingen, zoals vermeld in Bijlage X.

(c) De verschillende stadia worden uitgewerkt op grond van de volgende principes:

i. De behoefte om duidelijke en onmiddellijke samenhang te scheppen en het uitvoeren van de Palestijnse ontwikkelingsplannen te bevorderen.

ii. Dat Israel in staat moet worden geacht om de kolonisten een andere plek toe te wijzen, te huisvesten en in de maatschappij te integreren. Kosten en ongemakken maken deel uit van dergelijk proces, maar mogen dit niet onnodig onderbreken.

iii. De noodzaak om de grenzen tussen de twee staten op te bouwen en operationeel te maken.

iv. Het in leven roepen en effectief maken van de MF, in het bijzonder aan de oostgrens van de staat Palestina.

(d) Dientengevolge, zal het terugtrekken volgens de volgende stadia gebeuren:

i. Het eerste stadium omvat de gebiedsdelen van de staat Palestina (zoals vastgelegd in Kaart X) en zal binnen 9 maanden voltooid zijn.

ii. Stadium twee en drie omvatten de rest van het gebied van de Staat Palestina en zullen voltooid zijn binnen de 21 maanden na het voltooien van stadium één.

(e) Israel zal overgaan tot terugtrekking uit het gebied van de staat Palestina binnen 30 maanden na het inwerkingtreden van deze Overeenkomst en conform deze Overeenkomst.

(f) Israel behoudt een kleine militaire aanwezigheid in de Jordaanvallei, onder het gezag van MF en onderworpen aan de SOFA van MF, zoals in detail beschreven in Bijlage X, en dit voor een bijkomende periode van 36 maanden. Bij relevante ontwikkelingen in de regio, kan de vermelde periode worden herzien door de Partijen, en worden gewijzigd met de toestemming van de Partijen.

(g) Conform Bijlage X zal MF erop toezien en nagaan dat alles verloopt overeenkomstig deze clausule.


8. Vroegtijdige Waarschuwings Stations

(a) Israel behoudt twee Vroegtijdige Waarschuwings Stations (EWS) in het noorden en in het centrum van de Westelijke Jordaanoever op plaatsen, zoals die in Bijlage X worden toegewezen.

(b) EWS zijn samengesteld uit een minimum aantal benodigd Israelisch personeel en bezetten een zo klein mogelijk stuk land, dat nodig is voor hun werking, zoals vastgelegd in Bijlage X.

(c) Toegang tot EWS wordt gewaarborgd door MF die hen tevens een gewapende escorte levert.

(d) De interne veiligheid van de EWS valt onder de verantwoordelijkheid van Israel. De veiligheid op het EWS-gebied valt onder de verantwoordelijkheid van MF.

(e) MF en PSF zullen in de EWS zorgen voor een permanente liaison. MF zal erop toezien dat, en nagaan of de EWS worden gebruikt voor doelstellingen die door deze Overeenkomst zijn toegestaan, zoals uitgewerkt in Bijlage X.

(f) De bepalingen in dit Artikel worden na 10 jaar herzien en over elke wijziging dient er een wederzijdse overeenstemming te worden bereikt. Nadien worden zij om de 5 jaar herzien, waarbij de bepalingen die in dit Artikel werden uitgewerkt, mits met wederzijdse toestemming, worden uitgebreid.

(g) Indien, gedurende om het even welke periode, wordt overgegaan tot het oprichten van een regionaal veiligheidssysteem, dan kan IVG de Partijen verzoeken om het operationeel gebruik van EWS in het licht van deze ontwikkelingen te herzien, ermee door te gaan of er verbeteringen in aan te brengen.

9. Luchtruim

(a) Burgerluchtvaart

i. De Partijen erkennen, op elkaar van toepassing, de rechten, privileges en verplichtingen voorzien door de multilaterale luchtvaartovereenkomsten, waarbij zij beide betrokken zijn, meer bepaald door de Conventie inzake de Internationale Burgerluchtvaart (The Chicago Convention) van 1944 en de Overgangsovereenkomst inzake de Luchtvaartdiensten van 1944.

ii. Daarbij richten de Partijen, bij het inwerkingtreden van deze Overeenkomst, een Tripartiet Comité op, dat is samengesteld uit de twee Partijen en door IVG, om het meest efficiënte systeem voor burgerluchtvaart uit te werken, met inbegrip van de relevante aspecten van het controlesysteem voor luchtvervoer. Indien er geen consensus wordt bereikt, kan IVG eigen aanbevelingen maken.

(b) Opleiding

i. De Israelische Luchtmacht (IAF) mag het Palestijnse soevereine luchtruim gebruiken voor opleidingsmanoeuvres (en dit conform Bijlage X), gebaseerd op regelingen die betrekking hebben op het gebruik van het Israelische luchtruim door de IAF.

ii. IVG zal nagaan dat en erop toezien of deze clausule wordt nageleefd. Elke partij kan bij IVG een klacht indienen die daarover een eindbeslissing kan nemen.

iii. De regelingen in deze clausule zullen om de 10 jaar worden herzien, en kunnen door de twee Partijen worden gewijzigd of beëindigd.

10. Elektromagnetische sfeer

(a) Het gebruik van de elektromagnetische sfeer door één Partij mag het gebruik van die sfeer door de andere Partij niet storen.

(b) Bijlage X geeft gedetailleerd weer welke regelingen over het gebruik van de elektromagnetische sfeer worden getroffen

(c) IVG zal erop toezien dat en nagaan of deze clausule en Bijlage X correct worden nageleefd.

(d) Elke partij kan bij IVG een klacht indienen die daarover een eindbeslissing kan nemen.


11. Afdwingbaarheid van de Wet

Israelische en Palestijnse wettelijk vastgelegde organen zullen samenwerken bij het bestrijden van clandestiene drugshandel, illegale handel in kunstvoorwerpen en archeologische voorwerpen, grensoverschrijdende criminaliteit (waaronder diefstal en fraude), georganiseerde misdaad, handel in vrouwen en minderjarigen, valsemunterij, piraatradio- en televisiestations, en andere illegale activiteiten.


12. Internationale Grensovergangen

(a) Volgende regelingen zullen van toepassing zijn op de grensovergang tussen de staat Palestina en Jordanië, tussen de staat Palestina en Egypte, en op toegangen tot de staat Palestina via lucht- en zeehavens.

(b) Op elke grensovergang zal worden toegezien door teams die zowel uit PSF en MF zijn samengesteld. Deze teams voorkomen dat er in Palestina wapens, materiaal of uitrusting worden binnengebracht die in strijd zijn met de regelingen van deze Overeenkomst.

(c) De vertegenwoordigers van MF en PSF hebben, zowel gemeenschappelijk als op afzonderlijke basis, de bevoegdheid om tegen te houden dat dergelijke zaken Palestina zullen worden binnengebracht. Indien er ooit tussen vertegenwoordigers van PSF en MF onenigheid zou ontstaan over het binnenlaten van goederen of materieel, dan kan PSF de zaak bij IVG aanhangig maken die binnen 24 uur een op te volgen eindbeslissing zal uitbrengen.

(d) Deze regeling wordt na 5 jaar door IVG herzien om na te gaan of er redenen zijn tot het voortzetten, het wijzigen of het beëindigen ervan. Nadien kan de Palestijnse Partij jaarlijks een dergelijke herziening vragen.

(e) In de terminals voor passagiers verzekert Israel een discrete aanwezigheid in een daartoe ter plaatse toegewezen faciliteit die is samengesteld uit leden van MF en uit Israeli's die gebruik maken van toegepaste technologie. De Israeli's mogen vragen dat MP-PSF de zaken verder zal onderzoeken en de gewenste maatregelen zal nemen.

(f) Voor de twee daaropvolgende jaren zullen deze regelingen blijven voortbestaan in een daartoe speciaal toegewezen faciliteit in Israel, waarbij gebruik wordt gemaakt van aangepaste technologie. Dit zal geen uitstel veroorzaken afgezien van de procedures die in deze clausule worden beschreven.

(g) Israel verzekert in de cargo-terminals op de plaats zelf een discrete aanwezigheid in een daartoe toegewezen faciliteit. Het personeel ervan bestaat uit leden van MF en Israeli's die gebruik maken van aangepaste technologie. Israel kan erom verzoeken dat MP-PSF nadere inspecties uitvoert en overgaat tot gepaste maatregelen. Indien Israel zich niet kan neerleggen bij de maatregelen die door MF-PSF worden genomen, kan Israel vragen dat de cargo wordt geblokkeerd tot een MF-inspecteur daarover een beslissing neemt. De beslissing van de MF-inspecteur zal bindend en definitief zijn en zal worden genomen binnen 12 uur nadat Israel daarover een klacht heeft ingediend.

(h) Voor de volgende 3 jaar zullen deze regelingen van kracht blijven, uitgaande van een daartoe speciaal toegewezen faciliteit in Israel zelf, waarbij gebruik wordt gemaakt van aangepaste technologie. Dit zal geen uitstel veroorzaken afgezien van de procedures die in deze clausule worden beschreven.

(i) Een Trilateraal Comité van hoog niveau (samengesteld uit vertegenwoordigers van Palestina, Israel en IVG) zal regelmatig vergaderen om toe te zien op de uitvoering van deze procedures en om elke ongeregeldheid bij te sturen, en kan op verzoek worden samengeroepen.

(j) Bijlage X gaat daar in detail op in.


13. Grenscontrole

(a) PSF zal grenscontrole blijven verrichten, zoals uitgebreid vermeld in Bijlage X.

(b) MF zal erop toezien dat en nagaan of PSF grenscontrole blijft uitvoeren.


Artikel 6 – Jeruzalem

1. Religieuze en Culturele Betekenis

(a) De Partijen erkennen de historische, religieuze, spirituele betekenis van Jeruzalem, evenals diens heilige karakter zoals bewaard door het jodemdom, het christendom en de islam. Als blijk van erkenning van deze status, bevestigen de Partijen opnieuw hun verbintenis om het karakter, het heiligdom en de vrijheid van godsdienstbeleving in de stad te vrijwaren en de bestaande onderverdeling in administratieve functies en traditionele praktijken tussen de verschillende kerkgemeenschappen te eerbiedigen.

(b) De Partijen roepen een inter-religieus orgaan in het leven, samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie monotheïstische geloofsovertuigingen, om dienst te doen als een adviserend orgaan ten opzichte van de Partijen over aangelegenheden die verband houden met de religieuze betekenis van de stad en om inter-religieus begrip en inter-religieuze dialoog te promoten. De samenstelling, procedures en praktische regelingen voor dit orgaan zijn vastgelegd in Bijlage X.

2. Hoofdstad van Twee Staten

De Partijen hebben wederzijds erkende hoofdsteden op het grondgebied van Jeruzalem en dit onder hun respectievelijke soevereniteit.

3. Soevereniteit

De soevereniteit in Jeruzalem komt overeen met de bijgevoegde Kaart nr. 2. Dit zal niet gebeuren ten nadele van onderhavige regelingen.

4. Grensbestel

Het grensbestel is gebaseerd op de bepalingen van Artikel 11, en houdt rekening met de specifieke noden van Jeruzalem (bijvoorbeeld de toevloed van toeristen en de intensiteit van het gebruik van de grensovergang, met inbegrip van bepalingen voor de inwoners van Jeruzalem) en met de regelingen van dit Artikel.

5. al-Haram al-Sharif / Tempelberg (of Voorplein)

(a) Internationale Groep

i. Een Internationale Groep, samengesteld uit IVG en andere partijen waarover de Partijen het eens moeten zijn, met inbegrip van leden van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) wordt hierbij opgericht om toe te zien op de uitvoering van deze clausule, om na te gaan of deze wordt uitgevoerd en om te assisteren bij de uitvoering ervan.

ii. Met dit doel roept de Internationale Groep een Multinationale Vertegenwoordiging op het Voorplein in het leven. De samenstelling, structuur, het mandaat en de functies ervan worden beschreven in Bijlage X.

De Multinationale Vertegenwoordiging heeft speciale afdelingen die instaan voor de veiligheid en het behoud van het Voorplein.

iii. De Multinationale Vertegenwoordiging brengt regelmatig verslag uit aan de Internationale Groep over veiligheid en behoud. Deze verslagen worden openbaar gemaakt.

iv. De Multinationale Vertegenwoordiging zal ernaar streven om elk voorkomend probleem meteen op te lossen en kan elk onopgelost geschil doorverwijzen naar de Internationale Groep die zal handelen conform Artikel 16.

v. De Partijen kunnen te allen tijde verduidelijkingen vragen bij de Internationale Groep of er klachten bij neerleggen die onverwijld een en ander zal onderzoeken en de nodige maatregelen zal treffen.

vi. De Internationale Groep zal regelingen opstellen om de veiligheid en het behoud van het Voorplein te waarborgen. (waaronder lijsten van wapens en uitrustingen die daar worden toegelaten).

(b) Regelingen in verband met het Voorplein

Met het oog op de onschendbaarheid van het Voorplein en in het licht van de unieke religieuze en culturele betekenis van de plaats voor het joodse volk, zal er niet worden overgegaan tot graven, uitgraven of bouwen op het Voorplein, tenzij de twee Partijen daarover een overeenstemming hebben bereikt. Procedures voor regelmatig onderhoud en dringende onderhoudswerken op het Voorplein worden uitgewerkt door de Internationale Groep, nadat de Partijen daarover werden geraadpleegd.

De staat Palestina is verantwoordelijk voor de veiligheid op het Voorplein en zorgt ervoor dat het niet wordt gebruikt voor vijandige daden tegen Israeli's of tegen Israelische gebiedsdelen. De enige wapens die op het Voorplein zijn toegelaten, zijn die van het Palestijnse veiligheidspersoneel en die van de veiligheidsafdeling van de Multinationale Vertegenwoordiging.

In het licht van de universele betekenis van het Voorplein, en onderworpen aan beschouwingen in verband met veiligheid en in verband met de noodzaak om de religieuze verering of decorum op de plaats niet te storen, zullen bezoekers op de site worden toegelaten. Dit gebeurt zonder enige vorm van discriminatie en over het algemeen in overeenstemming met vroegere gewoontes.

(c) Overdracht van Gezag

Aan het einde van de terugtrekkingsperiode (zoals bepaald in Artikel 5/7), oefent de staat Palestina soevereniteit uit over het Voorplein.

De Internationale Groep en de organen die ervan afhangen blijven bestaan en oefenen alle functies uit zoals bepaald in dit Artikel (tenzij de twee Partijen daarover anders hebben beslist).

6. De Klaagmuur

De Klaagmuur staat onder Israelische soevereniteit.

7. De Oude Stad

(a) Betekenis van de Oude Stad

i. De Partijen zien de Oude Stad als één geheel met een uniek karakter. De Partijen zijn het erover eens dat het bewaren van dit unieke karakter, samen met het behoud en het bevorderen van de welvaart van de inwoners de leidraad moet zijn voor het besturen van de Oude Stad.

ii. De Partijen handelen in overeenstemming met de maatregelen van de UNESCO World Heritage List, waarin de Oude Stad als [heilige] plaats is opgenomen.

(b) Rol van IVG in de Oude Stad

i. Cultureel erfgoed

1. IVG zal toezien op het behoud van het cultureel erfgoed van de Oude Stad in overeenstemming met de regelingen van de UNESCO World Heritage List. Daartoe zal IVG vrije en onbelemmerde toegang hebben tot de plaatsen, de documenten en de informatie die verband houden met het uitoefenen van zijn functie.

2. IVG werkt in nauwe samenspraak met het Oude Stad Comité van het Coördinatie- en Ontwikkelings Comité van Jeruzalem (JCDC), onder andere aan het opstellen van een plan ter restauratie en behoud van de Oude Stad.

ii. Politie

1. IVG roept een Politie Eenheid (PU) voor de Oude Stad in het leven, om in te staan voor de verbinding met, de coördinatie met en de assistentie aan de Palestijnse en Israelische politiekorpsen in de Oude Stad, om gelokaliseerde spanningen weg te nemen, om ongeregeldheden op te lossen, en om politietaken uit te voeren op plaatsen die worden gespecifieerd in Bijlage X, waarin ook de te volgen procedures zijn uitgewerkt.

2. PU zal regelmatig verslag uitbrengen aan IVG

iii. Elke Partij kan klachten in verband met deze clausule aan IVG voorleggen. IVG zal dan snel kunnen interveniëren (conform Artikel 16)

(c) Bewegingsvrijheid in de Oude Stad

Men zal zich in de Oude Stad vrij en onbelemmerd kunnen bewegen op grond van de bepalingen van dit Artikel en op grond van regels die betrekking hebben op de verschillende heilige plaatsen.

(d) Toegang tot en uitgang uit de Oude Stad

i. Toegangen tot, en uitgangen uit de Oude Stad zullen bemand worden door de autoriteiten van de staat onder wiens soevereniteit de plaats valt, in aanwezigheid van leden van de PU, tenzij anders vermeld.

ii. Met het oog op het vergemakkelijken van de bewegingsvrijheid in de Oude Stad, zal elke Partij passende maatregelen nemen aan de toegangen van zijn gebiedsdeel om zodoende de veiligheid in de Oude Stad te waarborgen. PU zal toezien op de operatie aan de ingangsplaatsen.

iii. Burgers van een bepaalde partij mogen de stad niet uit naar het gebiedsdeel van de andere Partij, tenzij zij in het bezit zijn van de benodigde documenten die hen daartoe de mogelijkheid bieden. Toeristen mogen alleen de Oude Stad verlaten via het gebiedsdeel van de Partij waarvoor zij een geldig toegangsbewijs in hun bezit hebben.

(e) Opschorting, beëindiging en uitbreiding

i. Elke Partij kan de regelingen uit Artikel 6.7 iii. in een noodsituatie opschorten en dit voor één week. Het verlengen van dergelijke opschorting voor méér dan een week zal gebeuren in samenspraak met de andere Partij en IVG, op het niveau van het Trilateraal Comité (zie arikel 3/3).

ii. Deze clausule is niet van kracht voor de regelingen die in Artikel 6/7 vi. zijn vastgelegd.

iii. Na verloop van drie jaar na de overdracht van gezag over de Oude Stad, zullen de Partijen deze regelingen herzien. Deze regelingen kunnen alleen worden beëindigd indien de Partijen het erover eens zijn.

iv. De Partijen zullen nagaan of de mogelijkheid bestaat om deze regelingen tot buiten de Oude Stad uit te breiden, en kunnen ermee instemmen om tot dergelijke uitbreiding over te gaan.

(f) Speciale maatregelen

i. Langs de weg die in Kaart X is uitgestippeld (van de Jaffa Poort tot de Zion Poort), zullen er permanente en beveiligde maatregelen worden genomen voor de Israeli's in verband met toegang, bewegingsvrijheid en veiligheid zoals vermeld in Bijlage X. De IVG is verantwoordelijk voor het treffen van deze maatregelen.

ii. Zonder afbreuk te doen aan de Palestijnse soevereniteit, zal het Israelische bestuur van de Citadel gebeuren volgens de bepalingen van Bijlage X.

(g) Kleurcodering van de Oude Stad

Een zichtbare kleurcodering wordt in de Oude Stad gebruikt om de soevereine gebiedsdelen van de verschillende Partijen af te bakenen.

(h) Politie

i. Een overeengekomen aantal Israelische politie-agenten vormt het politiekorps van de Oude Stad en heeft de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de orde en van de dagelijkse politietaken in het gebiedsdeel dat onder Israelisch gezag valt

ii. Een overeengekomen aantal Palestijnse politie-agenten vormt het politiekorps van de Oude Stad en heeft de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de orde en van de dagelijkse politietaken in het gebiedsdeel dat onder Palestijns gezag valt.

iii. Alle leden van de Israelische en Palestijnse politiekorpsen van de Oude Stad krijgen een speciale opleiding, met inbegrip van gezamenlijke opleidingsoefeningen, onder de administratieve bevoegdheid van PU.

iv. Een speciaal gezamenlijk Situatielokaal, onder de leiding van PU waaronder ook Israelische en Palestijnse politiekorpsen van de Oude Stad, vergemakkelijken de liaison over alle relevante aangelegenheden inzake politiebewaking en veiligheid in de Oude Stad.

(i) Wapens

Niemand mag in de Oude Stad wapens dragen of bezitten, met uitzondering van het politiekorps, zoals vastgelegd in deze Overeenkomst. Daarenboven kan elke Partij speciale schriftelijke toestemming geven om wapens te dragen of te bezitten in de gebiedsdelen die onder haar gezag vallen.

(j) Inlichtingendienst en Veiligheid

i. De Partijen zetten een intensieve samenwerking van de inlichtingendiensten op met betrekking tot de Oude Stad, met inbegrip van het onverwijld doorspelen van informatie inzake bedreiging.

ii. Een Trilateraal Comité, samengesteld uit de twee Partijen en vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, zal worden opgericht om deze samenwerking vlot te laten verlopen.


8. Begraafplaats van de Olijfhof

(a) Het gebiedsdeel dat op Kaart X staat aangeduid (de joodse begraafplaats op de Olijfhof) valt onder Israelisch bestuur; de Israelische wet is van toepassing op personen die gebruik maken van dit gebiedsdeel en op de procedures inzake dit gebiedsdeel (conform de bepalingen van Bijlage X).

i. Er zal een weg worden aangeduid om vrije, onbeperkte en onbelemmerde toegang tot de begraafplaats te verschaffen.

ii. IVG zal toezien op de uitvoering van deze clausule.

iii. Deze regeling kan alleen ongedaan worden gemaakt indien beide Partijen het daarover eens zijn.


9. Speciale Regelingen voor de Begraafplaats

Regelingen worden uitgewerkt in de twee begraafplaatsen die op Kaart X staan aangeduid (Begraafplaats van de Berg Zion en de Begraafplaats van de Duitse Kolonie) om ervoor te zorgen dat de huidige begrafenissen en bezoeken, waaronder een gemakkelijke toegang, verder vlot blijven verlopen.


10. De Tunnel onder de Westelijke Muur

(a) De Westelijke Muur, aangeduid in Kaart X, valt onder Israelisch bestuur, met inbegrip van:

i. Onbeperkte toegang voor de Israeli's en het recht om hun godsdienstige verplichten te vervullen.

ii. Verantwoordelijkheid voor het behoud en bewaren van de plaats conform deze Overeenkomst en zonder de boven vermelde infrastructuur te beschadigen, dit onder toezicht van IVG.

iii. Israelisch politietoezicht.

iv. Toezicht door IVG.

v. De noordelijke uitgang van de tunnel wordt alleen als uitgang gebruikt en mag alleen in noodgevallen worden gesloten.

(b) Deze regeling kan alleen worden beëindigd indien beide Partijen ermee instemmen.


11. Coördinatie inzake Stedelijke Aangelegenheden

(a) De twee stadsbesturen van Jeruzalem roepen een Jeruzalem Coördinatie en Ontwikkelings Comité (JCDC) in het leven om toezicht te houden op de samenwerking en coördinatie tussen het Palestijnse stadsbestuur van Jeruzalem en het Israelische stadsbestuur van Jeruzalem. JCDC en diens sub-comités zijn samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van Palestina en Israel. Elk van de twee Partijen duidt de leden aan van JCDC en van diens sub-comités (in overeenstemming met hun eigen manier van werken).

(b) JCDC verzekert de coördinatie van de infrastructuur en de diensten die het best het belang van de inwoners van Jeruzalem dienen. JCDC staat ook in voor het bevorderen van de economische ontwikkeling van de stad en dit in het belang van iedereen. JCDC moedigt dialoog en verzoening tussen de twee Partijen aan.

(c) JCDC bestaat uit de volgende sub-comités:

i. Een Planning en Indelings Comité belast met regelingen inzake planning en zone-afbakeningen in gebiedsdelen die in Bijlage X zijn aangeduid.

ii. Een Hydro-Infrastructuur Comité belast met aangelegenheden die verband houden met drinkwatervoorziening, waterafvoer, het opvangen van afvalwater en het behandelen ervan.

iii. Een Transport Comité om de twee wegensystemen op elkaar af te stemmen en andere aangelegenheden te coördineren die verband houden met vervoer.

iv. Een Milieu Comité om te beslechten over milieu-aangelegenheden die een invloed hebben op de levenskwaliteit in de stad (met inbegrip van vaste afvalverwerking).

v. Een Economie en Ontwikkelings Comité om plannen te formuleren voor de economische ontplooiing in gebiedsdelen die van gemeenschappelijk belang zijn, met inbegrip van vervoer, commerciële samenwerking [op bedrijfsterreinen] langs de grens, en toerisme.

vi. Een Politie en Noodhulpverlenings Comité: om de maatregelen te coördineren inzake het bewaren van de openbare orde, de misdaadpreventie en het ontwikkelen van diensten voor spoedgevallen.

vii. Een Oude Stad Comité voor het plannen en nauw op elkaar afstemmen van de gezamenlijke voorzieningen van de relevante stadsdiensten, en van andere taken die in Artikel 6/7 zijn vastgelegd.

viii. Andere comités zoals bepaald in JCDC.


12. Israelisch Inwoonrecht van Palestijnse Inwoners van Jeruzalem

Palestijnse inwoners van Jeruzalem die permanent in Israel wonen, verliezen dit statuut bij de machtsoverdracht aan Palestina van de gebiedsdelen waarin dezen woonachtig zijn.

13. Machtsoverdracht

De Partijen zullen in sommige socio-economische domeinen tussentijdse maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de overeengekomen, snelle en ordentelijke overdracht van macht en plichten van Israel naar Palestina vlot verloopt. Dit zal gebeuren op zodanige manier dat de verworven socio-economische rechten van de inwoners van Oost-Jeruzalem gegarandeerd blijven.


Artikel 7 – Vluchtelingen

1. Betekenis van het Vluchtelingenvraagstuk

(a) De Partijen erkennen dat, in de context van twee onafhankelijke staten, Palestina en Israel, die naast elkaar bestaan in vrede, een overeengekomen oplossing voor het vluchtelingenvraagstuk noodzakelijk is voor het bereiken van een rechtvaardige, alomvattende en blijvende vrede tussen hen.

(b) Dergelijke oplossing zal ook centraal staan in het bouwen aan stabiliteit en ontwikkeling in de regio.

2. VN-resolutie 194 van de Algemene Vergadering, VN-Veiligheidsraad-resolutie 242 en het Arabische Vredesinitiatief

(a) De Partijen erkennen dat VN-resolutie 194 [1948] van de Algemene Vergadering, VN-Veiligheidsraadresolutie 242 [1967], en het Arabische vredesinitiatief [2002] (Artikel 2.ii.) betreffende de rechten van Palestijnse vluchtelingen, de basis vormen voor het oplossen van de vluchtelingenvraagstuk en stemmen ermee in dat de rechten vervuld worden door Artikel 7 van deze Overeenkomst. [zie voor de tekst van de VN-resoluties 194 en 242 en het Arabische vredesinitiatief de door de redactie toegevoegde bijlagen bij de ontwerptekst; red.]

3. Compensatie

(a) Vluchtelingen zullen aanspraak kunnen maken op compensatie voor hun vluchtelingenstatus en voor het verlies van eigendom. Dit zal geen afbreuk doen aan of niet benadeeld worden door de permanente verblijfplaats van de vluchteling.

(b) De Partijen erkennen het recht van staten die Palestijnse vluchtelingen hebben opgevangen (gastlanden) op schadeloosstelling.

4. Keuze van Permanente Verblijfplaats

De oplossing voor het aspect van de Permanente Verblijfplaats (PPR) van het vluchtelingenvraagstuk zal een daad van geïnformeerde keuze bevatten, die door de vluchteling zelf wordt uitgevoerd, conform de opties en modaliteiten die in deze Overeenkomst worden uiteengezet. Opties voor PPR waaruit de vluchteling mag kiezen, zullen als volgt zijn;

(a) De staat Palestina, in overeenstemming met clausule a hieronder.

(b) Gebieden in Israel die zullen overgedragen worden aan Palestina in de landruil, volgend op het aannemen van Palestijnse soevereiniteit, in overeenstemming met clausule a hieronder.

(c) Een derde land, in overeenstemming met clausule b hieronder.

(d) De staat Israel, in overeenstemming met clausule c hieronder.

(e) Huidige gastlanden, in overeenstemming met clausule d hieronder.

i. PPR opties i en ii zullen het recht zijn van alle Palestijnse vluchtelingen en in overeenstemming met de wetgeving van de staat Palestina.

ii. Optie iii behoort tot de soevereine goedkeuring van het derde land en zal in overeenstemming zijn met een aantal dat elk derde land zal indienen bij de Internationale Commissie. Deze aantallen zullen het totaal aantal Palestijnse vluchtelingen vertegenwoordigen dat elk derde land zal aanvaarden.

iii. Optie iv behoort tot de soevereine goedkeuring van Israel en zal in overeenstemming zijn met een aantal dat Israel zal indienen bij de Internationale Commissie. Dit aantal zal het totaal aantal Palestijnse vluchtelingen vertegenwoordigen dat Israel zal aanvaarden. Als basis zal Israel het gemiddelde van de totale aantallen die door de verschillende derde landen bij de Internationale Commissie worden ingediend, in overweging nemen.

iv. Optie v zal in overeenstemming zijn met de soevereine goedkeuring van de huidige gastlanden. Waar uitgevoerd, zal dit gebeuren in de context van onmiddellijke en uitgebreide ontwikkelings- en rehabilitatieprojecten voor de vluchtelingengemeenschappen.

In al het bovenstaande wordt prioriteit gegeven aan de Palestijnse vluchtelingengemeenschap in Libanon.


5. Vrije en Geïnformeerde keuze

Het proces waarin Palestijnse vluchtelingen hun PPR-keuze zullen uitdrukken, zal gebeuren op basis van een vrije en geïnformeerde keuze. De Partijen zelf verbinden zich hiertoe en zullen derde partijen aanmoedigen om de vrije keuze van de vluchtelingen bij het uitdrukken van hun voorkeuren te faciliteren, en zullen elke poging tot tussenkomst of het georganiseerd druk uitoefenen op het proces van vrije keuze, tegengaan. Dit zal de erkenning van Palestina als de realisatie van Palestijnse zelfbeschikking en staatsvorming niet in de weg staan.


6. Einde van de Vluchtelingenstatus

De Palestijnse vluchtelingenstatus zal beëindigd worden meteen na de realisatie van een individuele Permanente Verblijfplaats (PPR) voor de vluchtelingen, zoals besloten door de Internationale Commissie.


7. Einde van Aanspraken

Deze Overeenkomst voorziet in de permanente en volledige oplossing van het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk. Er kunnen verder geen aanspraken worden gemaakt, behalve die welke direct verbonden zijn met de implementatie van deze Overeenkomst.

8. Internationale Rol

De Partijen verzoeken de internationale gemeenschap om volledig te participeren in een alomvattende oplossing van het vluchtelingenvraagstuk, in overeenstemming met deze Overeenkomst, inclusief, onder andere, de oprichting van een Internationale Commissie en een Internationaal Fonds.


9. Eigendomscompensatie

(a) Vluchtelingen zullen gecompenseerd worden voor het verlies van eigendom resulterend uit hun verplaatsing (displacement).

(b) De totale som van de eigendomscompensatie zal als volgt berekend worden:

i. De Partijen zullen de Internationale Commissie verzoeken een Panel van Experts aan te wijzen, om de waarde te schatten van eigendom van Palestijnen op het moment van de verplaatsing.

ii. Het Panel van Experts zal haar beoordeling baseren op de archieven van UNCCP, de archieven van de Custodian for Absentee Property, en om het even welke andere data die relevant geacht worden. De Partijen zullen deze data ter beschikking stellen van het Panel.

iii. De Partijen zullen experts aanwijzen om het Panel te adviseren en te assisteren in zijn werkzaamheden.

iv. Binnen 6 maanden zal het Panel zijn ramingen voorleggen aan de Partijen.

v. De Partijen zullen overeenstemming bereiken over een economische vermenigvuldiging, die moet worden toegepast op de schattingen, om een eerlijke geaggregeerde waarde van de eigendom te bereiken.

(c) De totale waarde overeengekomen door de Partijen, zal de Israelische 'forfaitaire' bijdrage uitmaken aan het Internationaal Fonds. Geen andere financiële aanspraken voortkomend uit het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk, mogen van Israel gevorderd worden.

(d) Israels bijdrage zal gebeuren in termijnbetalingen in overeenstemming met Bijlage X.

(e) De waarde van Israels vaste activa die intact zullen blijven in vroegere nederzettingen en aan de Palestijnse staat overgedragen zullen worden, zullen in mindering worden gebracht van Israels bijdrage aan het Internationaal Fonds. Een schatting van deze waarde zal gemaakt worden door het Internationaal Fonds, rekening houdend met een beoordeling van de schade veroorzaakt door de nederzettingen.


10. Compensatie voor het Vluchtelingenschap

(a) Een Vluchtelingschaps Fonds zal opgericht worden ter erkenning van het vluchtelingschap van elk individu. Het Fonds, waaraan Israel zal bijdragen, zal onder toezicht staan van de Internationale Commissie. De structuur en financiering van het Fonds wordt uiteengezet in Bijlage X.

(b) Fondsen zullen uitbetaald worden aan vluchtelingengemeenschappen in de vroegere gebieden waar de UNRWA [United Nations Relief and Works Agency for Palestine (sic) Refugees] werkzaam was en zullen hen ter beschikking staan voor gemeenschapsontwikkeling en de herdenking van de ervaring van de vluchtelingen. Gepaste mechanismen zullen door de Internationale Commissie bedacht worden, waarbij de begunstigde vluchtelingengemeenschappen in staat zullen worden gesteld om het gebruik van het Fonds te bepalen en te beheren.


11. De Internationale Commissie

(a) Mandaat en Samenstelling

i. Een Internationale Commissie (hierna: de Commissie) zal opgericht worden en zal volledige en exclusieve verantwoordelijkheid hebben om alle aspecten van deze Overeenkomst met betrekking tot vluchtelingen, te implementeren.

ii. Behalve zichzelf, roepen de Partijen de Verenigde Naties, de Verenigde Staten, UNRWA, de Arabische gastlanden, de EU, Zwitserland, Canada, Noorwegen, Japan, de Wereldbank, de Russische Federatie en anderen op om toe te treden tot de Commissie.

iii. De Commissie zal:

1. Toezicht houden over en het beheren van het proces waarbij de status en de PPR van Palestijnse vluchtelingen bepaald en gerealiseerd wordt.

2. Toezicht houden over en het beheren van, in hechte samenwerking met de gastlanden, de rehabilitatie- en ontwikkelingsprogramma's.

3. Fondsen werven en op gepaste wijze besteden.

iv. De Partijen zullen alle relevante schriftelijke data en archiefmateriaal waarover zij beschikken en die geacht worden noodzakelijk te zijn voor het functioneren van de Commissie en zijn organen, ter beschikking stellen aan de Commissie. De Commissie mag dergelijke materialen ook opvragen van alle andere relevante partijen en instellingen, waaronder ook, onder andere, UNCCP en UNRWA.

(b) Structuur

i. De Commissie zal geleid worden door een Uitvoerende Raad (hierna: de Raad) samengesteld uit vertegenwoordigers van zijn leden.

ii. De Raad zal de hoogste autoriteit zijn in de Commissie en zal relevante beleidsbeslissingen nemen in overeenstemming met deze Overeenkomst.

iii. De Raad zal de procedures opstellen om het werk van de Commissie te leiden, in overeenstemming met deze Overeenkomst.

iv. De Raad zal toezien op het optreden van de verschillende Comités van de Commissie. De genoemde Comités zullen periodiek rapporteren aan de Raad in overeenstemming met procedures die daarbij worden opgesteld.

v. De Raad zal een secretariaat oprichten en een Voorzitter hiervan aanstellen. De Voorzitter en het Secretariaat zullen de dagelijkse werkzaamheden van de Commissie leiden.

(c) Specifieke Comités

i. De Commissie zal Technische Comités oprichten die hieronder gespecifieerd worden.

ii. Tenzij anders gespecifieerd in deze Overeenkomst, zal de Raad de structuur en procedures van de Comités bepalen.

iii. De Partijen mogen aanbevelingen doen aan de Comités, wanneer dat noodzakelijk wordt geacht.

iv. De Comités zullen mechanismen instellen voor het oplossen van disputen die voortkomen uit de interpretatie of de implementatie van de voorzieningen van deze Overeenkomst met betrekking tot vluchtelingen.

v. De Comités zullen in overeenstemming met deze Overeenkomst functioneren en zullen bindende beslissingen dienovereenkomstig weergeven.

vi. Vluchtelingen zullen het recht hebben beroep aan te tekenen tegen beslissingen die hen beïnvloeden, volgens mechanismen die door deze Overeenkomst worden ingesteld en uitgewerkt in Bijlage X.


(d) Status-bepalende Comité:

i. Het Status-bepalende Comité zal verantwoordelijk zijn voor het verifiëren van de vluchtelingenstatus.

ii. UNRWA-registratie zal beschouwd worden als weerlegbare veronderstelling (prima facie bewijs) van vluchtelingenstatus.

(e) Compensatie Comité

i. Het Compensatie Comité zal verantwoordelijk zijn om de implementatie van compensatievoorzieningen te beheren.

ii. Het Comité zal compensatie betalen voor individuele eigendom conform de volgende modaliteiten:

1. Ofwel een vastgelegde vergoeding voor eigendomclaims onder een bepaald bedrag. Dergelijke claim vereist alleen dat de eiser eigendomsrecht bewijst. De vordering zal verwerkt worden volgens het snelrecht. Of,

2. Een vergoeding, afhankelijk van de schadeclaim, die een bepaalde waarde voor onroerende goederen en bezittingen overstijgt. Hierbij zal de eiser zowel zijn eigendomsrecht als de waarde van zijn verlies moeten bewijzen.

iii. In Bijlage X zullen de details van het bovenstaande nader worden uitgewerkt, inclusief, maar niet beperkt tot, voor de hand liggende kwesties en het gebruik van UNCCP-, Custodian for Absentees Property- en UNRWA-data, samen met alle andere relevante data.

(f) Comité voor Schadeloosstelling Gastlanden:

Er zal schadeloosstelling zijn voor de gastlanden.

(g) Comité voor Permanente Verblijfplaats (PPR Comité):

Het PPR Comité zal,

i. Met alle relevante partijen gedetailleerde programma's ontwikkelen betreffende de uitvoering van de PPR opties, in overeenstemming met Artikel 7/4 hierboven.

ii. De aanvragers bijstaan in het maken van een geïnformeerde keuze betreffende PPR opties.

iii. Aanvragen ontvangen van vluchtelingen betreffende PPR. De aanvragers moeten een aantal voorkeuren aangeven, in overeenstemming met Artikel 7/4 hierboven. De aanvragers zullen niet later dan twee jaar na de start van de werkzaamheden van de Internationale Commissie ontvangen worden. Vluchtelingen die geen dergelijke aanvraag indienen binnen deze periode van 2 jaar, zullen hun status als vluchteling verliezen.

iv. In overeenstemming met sub-Artikel (a) hierboven, de PPR van de aanvragers bepalen, rekening houdend met individuele voorkeuren en behoud van familie-eenheid. Aanvragers die geen gebruik maken van de PPR-bepaling van het Comité, verliezen hun status als vluchteling.

v. De aanvragers voorzien van gepaste technische en juridische bijstand.

vi. De PPR van Palestijnse vluchtelingen zal gerealiseerd worden binnen 5 jaar na de start van de werkzaamheden van de Internationale Commissie.

(h) Comité Vluchtelingenfonds

Het Comité Vluchtelingenfonds zal Artikel 7/10, zoals uitgewerkt in Bijlage X, uitvoeren.

(i) Rehabilitatie- en Ontwikkelings Comité

In overeenstemming met de doelstellingen van deze Overeenkomst en bovenstaande PPR programma's in acht nemende, zal het Rehabilitatie- en Ontwikkelings Comité nauw samenwerken met Palestina, gastlanden en andere relevante derde landen en partijen om de doeleinden van vluchtelingenrehabilitatie en gemeenschapsontwikkeling na te streven. Dit houdt ook programma’s voor nalatenschap in en plannen om voor de voormalige vluchtelingen de gelegenheid te creëeren voor persoonlijke en gemeenschapsontwikkeling, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, heropleiding en andere noden. Dit alles zal geïntegreerd worden in de globale ontwikkelingsplannen voor de regio.


12. Het Internationaal Fonds

(a) Een Internationaal Fonds (hierna: het Fonds) zal opgericht worden om de bijdragen die in dit Artikel worden aangehaald en bijkomende bijdragen van de internationale gemeenschap, te ontvangen. Het Fonds zal de bedragen uitbetalen aan de Commissie om het te machtigen haar taken uit te voeren. Het Fonds zal de boekhouding van de Commissie controleren.

(b) De structuur, samenstelling en werkzaamheden van het Fonds worden uiteengezet in Bijlage X.


13. UNRWA

(a) UNRWA zal geleidelijk moeten worden afgebouwd in elk land waarin het actief is en dit gebaseerd op de beëindiging van de vluchtelingenstatus in dat land.

(b) UNRWA zou moeten ophouden te bestaan 5 jaar na de start van de werkzaamheden van de Commissie. De Commissie zal een plan opstellen voor het geleidelijk afbouwen van UNRWA en zal de overdracht van de functies van UNRWA naar het gastland faciliteren.


14. Verzoeningsprogramma's

(a) De Partijen zullen de ontwikkeling van samenwerking tussen hun relevante instituties en de burgermaatschappij aanmoedigen en bevorderen, door het organiseren van fora voor het uitwisselen van historische verhalen en door wederzijds begrip betreffende het verleden te vergroten.

(b) De Partijen zullen uitwisselingen aanmoedigen en faciliteren om zo een rijkere appreciatie van deze verhalen te verspreiden, binnen de formele en informele onderwijssector, door voorwaarden te creëeren voor directe contacten tussen scholen, onderwijsinstellingen en de burgermaatschappij.

(c) De Partijen kunnen culturele programma's tussen de gemeenschappen overwegen om zo de doelstellingen van verzoening in relatie tot hun respectievelijke historische achtergronden, te bevorderen.

(d) Deze programma's kunnen ook het ontwikkelen van geschikte manieren bevatten, om de dorpen en gemeenschappen die vóór 1949 bestonden, te herdenken.


Artikel 8 – Israelisch-Palestijns Comité van Samenwerking

1. De Partijen zullen een Israelisch-Palestijns Comité van Samenwerking (IPCC) oprichten onmiddellijk na het in werking treden van deze Overeenkomst. De IPCC zal een orgaan zijn op ministerieel niveau met co-voorzitters op ministerieel niveau.

2. De IPCC zal de implementatie van het samenwerkingsbeleid in gebieden van gemeenschappelijk belang ontwikkelen en begeleiden, waaronder, maar niet beperkt tot, noden voor infrastructuur, duurzame ontwikkeling en milieuzaken, grensoverschrijdende gemeentelijke samenwerking, industrieparken in de grensgebieden, uitwisselingsprogramma's, ontwikkeling van human resources, sport en jeugd, wetenschap, landbouw en cultuur.

3. De IPCC zal ernaar streven om de schaal van samenwerking tussen de Partijen uit te breiden.


Artikel 9 – Regeling inzake het Gebruik van Aangeduide Wegen

1. De volgende regelingen voor Israelisch civiel gebruik zal van toepassing zijn op daartoe aangeduide wegen in Palestina, zoals gedetailleerd weergegeven in Kaart X (Road 443, van Jerusalem naar Tiberias via de Jordaanvallei, en Jeruzalem–Ein Gedi).

2. Deze regelingen zullen Palestijnse jurisdictie over deze wegen geen nadeel berokkenen, de PSF patrouilles inbegrepen.

3. De procedures voor regelingen voor gebruik van de aangeduide weg worden in Bijlage X nader uitgewerkt.

4. Er kunnen vergunningen worden verleend aan Israeli's voor het gebruik van deze aangeduide wegen. Bewijs van de autorisatie dient voorgelegd te worden aan toegangspunten tot deze wegen. De partijen zullen opties nagaan om een systeem voor wegengebruik uit te werken, gebaseerd op smart card-technologie.

5. De aangeduide wegen zullen steeds gepatrouilleerd worden door de MF. De MF zal regelingen uitwerken met de staat Israel en Palestina voor samenwerking in geval van medische noodevacuatie van Israeli's.

6. Wanneer zich een incident voordoet waarbij Israelische burgers betrokken zijn en dat strafrechtelijke en rechterlijke procedures vergt, zal er een volledige samenwerking bestaan tussen de Israelische en Palestijnse autoriteiten, conform regelingen waarover in het kader van de rechterlijke samenwerking tussen de twee staten oveeenstemming bereikt dient te worden. De Partijen kunnen beroep doen op de IVG om hen daarin te begeleiden.

7. Israeli's mogen de aangeduide wegen niet gebruiken als een manier om Palestina binnen te gaan, zonder de relevante documentatie en autorisatie.

8. In het geval van regionale vrede, zullen regelingen voor Palestijns civiel gebruik van aangeduide wegen in Israel overeengekomen en van kracht worden.


Artikel 10 – Plaatsen met een Religieuze Betekenis

1. De Partijen zullen speciale regelingen treffen om toegang tot overeengekomen plaatsen met een religieuze betekenis, zoals uitgewerkt in Bijlage X, te garanderen. Deze regelingen zullen onder meer van toepassing zijn op de Tombe van de Patriarchen in Hebron [al-Khalil], de Tombe van Rachel in Bethlehem en Nabi Samuel [nabij Jeruzalem].

2. Toegang tot en van deze plaatsen zal via aangeduide pendeldienst-faciliteiten verlopen, van de relevante grensovergang naar deze plaatsen.

3. De Partijen zullen een oveenkomst afsluiten over de vereisten en procedures om licenties toe te kennen aan gemachtigde prarticuliere pendeldienst-bedrijven.

4. De pendeldiensten en passagiers zullen onderworpen worden aan MF-inspectie.

5. De pendeldiensten zullen geëscorteerd worden op hun weg van de grensovergang en de plaatsen door de MF.

6. De pendeldiensten zullen onderhevig zijn aan het verkeersreglement en de jurisdictie van de Partij in wiens grondgebied zij zich bevinden.

7. Regelingen voor toegang tot de plaatsen op speciale dagen en feestdagen worden uitgewerkt in Bijlage X.

8. De Palestijnse Toeristenpolitie en de MF zullen op deze plaatsen aanwezig zijn.

9. De Partijen zullen een gemeenschappelijk orgaan voor de religieuze administratie van deze plaatsen oprichten.

10. In geval zich een incident voordoet waarbij Israelische burgers betrokken zijn en dat strafrechtelijke en gerechterlijke procedures vergt, zal er een volledige samenwerking bestaan tussen de Israelische en Palestijnse autoriteiten, conform regelingen waarover een overeenstemming bereikt dient te worden. De Partijen kunnen beroep doen op de IVG om deze hierin te begeleiden.

11. Israeli's mogen de pendeldiensten niet gebruiken om Palestina binnen te gaan, zonder de relevante documentatie en autorisatie.

12. De Partijen zullen de plaatsen van religieuze betekenis, opgesomd in Bijlage X, beschermen en bewaren en zullen bezoek aan de begraafplaatsen, opgesomd in Bijlage X, faciliteren.


Artikel 11 – Grensbestel

1. Er zal een grensbestel zijn tussen de twee staten, waarbij verplaatsing tussen de twee onderworpen is aan de nationale wettelijke voorzieningen van elk en aan de voorzieningen van deze Overeenkomst, zoals uitgewerkt in Bijlage X.

2. Verplaatsingen over de grenzen, zullen alleen gebeuren op daartoe voorziene grensovergangen.

3. Er zullen procedures voor grensovergang opgesteld worden om sterke handels– en economische banden te faciliteren, inclusief de beweging van arbeiders tussen de Partijen.

4. Elke Partij zal, op haar respectievelijke grondgebied, de maatregelen nemen die nodig geacht worden, om te verzekeren dat er geen personen, voertuigen of goederen, illegaal het grondgebied van de ander binnengaan.

5. Speciale grensregelingen in Jeruzalem zullen in overeenstemming zijn met bovenstaand Artikel 6.


Artikel 12 – Water: dient nog vervolledigd te worden.


Artikel 13 – Economische Relaties: dient nog vervolledigd te worden.


Artikel 14 – Rechterlijke Samenwerking: dient nog vervolledigd te worden.


Artikel 15 – Palestijnse Gevangenen en Arrestanten

1. In de context van deze Permanente Status Overeenkomst tussen Israel en Palestina, het einde van het conflict, het staken van alle geweld en de onverwijlde veiligheidsregelingen die in deze Overeenkomst worden uiteengezet, zullen alle Palestijnse en Arabische gevangenen, die worden vastgehouden in het kader van het Israelisch-Palestijns conflict voorafgaand aan de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, DD/MM/2003, vrijgelaten worden, conform de categorieën die hieronder verder uiteengezet worden en die zijn uitgewerkt in Bijlage X.

(a) Categorie A: alle personen in de gevangenis gezet voor de aanvang van de implementatie van de Beginselverklaring (Declaration of Principles) op 4 mei 1994, personen in administratieve aanhouding, minderjarigen, zowel als vrouwen en zieke gevangenen, zullen vrijgelaten worden, onmiddellijk na het in werking treden van deze Overeenkomst.

(b) Categorie B: alle personen, gevangen gezet na 4 mei 1994 en voor de ondertekening van deze Overeenkomst, zullen niet later dan 18 maanden na het in werking treden van deze Overeenkomst, vrijgelaten worden, met uitzondering van degenen in Categorie C.

(c) Categorie C: uitzonderlijke gevallen – personen wier namen voorkomen op de lijst in Bijlage X – zullen vrijgelaten worden binnen 30 maanden na het einde van de volledige implementatie van de territoriale aspecten die in deze Overeenkomst uiteengezet worden.


Artikel 16 – Mechanisme voor het Treffen van Schikkingen bij Geschillen

1. Geschillen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst zullen opgelost worden door onderhandelingen binnen een bilateraal kader, bijeengeroepen door de Hoge Stuurgroep.

2. Als een geschil niet onmiddellijk geregeld wordt via bovenstaande [overlegstructuur], dan kan om het even welke Partij het voor bemiddeling en verzoening voorleggen bij de IVG-mechanismen, conform Artikel 3.

3. Geschillen waarvoor geen regeling kan getroffen worden via bilaterale onderhandelingen en/of via de IVG-mechanismen, zullen geregeld worden door een verzoeningsmechanisme waarover tussen de Partijen een oveenkomst bestaat.

4. Geschillen die niet opgelost geraken door bovenstaande voorzieningen, mogen door om het even welke Partij voorgelegd worden aan een Arbitrage Panel. Elke Partij zal één lid aanwijzen van dit uit drie leden bestaande Arbitrage Panel. De partijen zullen een derde lid kiezen uit een overeengekomen lijst voor arbitrage (Bijlage X), zij het via consensus of, in geval daarover geen overeenstemming bestaat, via een systeem van rotatie.


Artikel 17 – Slotclausules

Omvat een slotclausule die voorziet in een resolutie van de VN-Veiligheidsraad of van de Algemene Vergadering van de VN waarin deze Overeenkomst wordt onderschreven en die de voorafgaande VN-resoluties overstijgt.


De Engelse versie van deze tekst wordt als gezaghebbend beschouwd.

vertaling: Mirjam van Belle, Jos Deraedt & Guido Vanham


Verschenen in Soemoed, jaargang 32, nummer 1 (januari-februari 2004)