| 
       
 
 
 
  | 
    ![]() 
  | 
  
| 
       Dinsdag
      6 februari was Ehoed Baraks Waterloo: op die dag leed hij in de strijd om
      het premierschap een verpletterende nederlaag tegen Ariel Sharon: 62,5
      procent tegen 37,4 procent, bij een opkomst van 59 procent. Nog maar 21
      maanden geleden was het Barak, die Sharons Likoed-collega Benjamin
      Netanyahoe met 56.08 tegen 43,92 procent de oren had gewassen. Toen,
      in mei 1999, kon Barak op de steun rekenen van het overgrote deel van de
      rond 500.000 Palestijnse kiesgerechtigden (12 procent van het electoraat):
      75 procent van hen ging stemmen, van wie 95 procent Barak steunde. Op 6
      februari kwam slechts 18 procent van de Palestijnse kiesgerechtigden
      opdagen - veelal om uit protest tegen de politiek van Barak, maar vooral
      vanwege de 13 Palestijnse doden, de vele gewonden en de nog altijd
      gevangen gehouden demonstranten van de mini-Intifada in Israel van
      afgelopen oktober - een blanco stem te komen uitbrengen (hoewel toch nog
      29 procent op Sharon stemde, ongetwijfeld om Barak een hak te zetten).
      Daarmee werd meer dan ooit duidelijk, dat het met de coëxistentie tussen
      joden en Palestijnen - voor zover daarvan ooit sprake is geweest - 
      in Israel slecht is gesteld. Palestijnse leiders in Israel hadden
      tot boycot van de verkiezingen opgeroepen. Vreemd genoeg spoorden enkele
      van hun collega's in de Bezette Gebieden, onder wie PNA-topman Yasser Abed
      Rabbo, Palestijnse kiezers op de valreep juist aan om toch maar op Barak
      te stemmen - in hun ogen de minst slechte van twee kwaden. Veel effect
      heeft hun oproep niet gehad, zo valt uit de uiterst lage opkomst af te
      leiden.   hoe
      is er gestemd?
         Alvorens
      bij de achtergrond van de winnaar van de verkiezing stil te staan, eerst
      meer gegevens over de verdeling van de stemmen. Het in toenemende mate
      joods-orthodoxe Jeruzalem ging met ruim 78 procent van de stemmen naar
      Sharon, terwijl Barak het seculiere Tel Aviv binnenhaalde (51 procent). In
      de noordelijke stad Kyriat Shmona - dichtbij de grens met Libanon - stemde
      75 procent voor Sharon, terwijl nog altijd 83 procent van de kibboetzniks
      Barak steunden. Niet onverwacht sleepte Sharon ruim 90 procent van de
      stemmen van de joodse kolonisten in de Bezette Gebieden in de wacht. Ook
      de Russische joden (18 procent van het electoraat) steunden hem in
      meerderheid, evenals de ultra-orthodoxen (10 procent van het electoraat),
      die daartoe door hun rabbijnen waren opgeroepen. (cijfers: Le Figaro
      van 8 februari 2001 en The Economist van 10 februari 2001)   Bij
      de uiteindelijke keuze van alle bovengenoemde categorieën stemmers zullen
      twee zaken een grote rol hebben gespeeld: ten eerste teleurstelling over
      de politiek van Barak die in het kader van 'Oslo' een - naar Israelische
      maatstaven - veel te 'genereus aanbod' aan de Palestijnen deed, die dit
      bovendien weigerden te accepteren (aangezien het een verdere onttakeling
      van het absolute minimum inhield); en ten tweede, het onvermogen van Barak
      om de Intifada onder de duim te krijgen, die (ook) voor Israeli's
      het dagelijks leven en de toekomst een stuk onzekerder heeft gemaakt. Met
      andere woorden: gouden tijden voor sterke mannen! oorlogsmisdadiger,
      maar niet vervolgd De
      reputatie van sterke man geniet Israels nieuw gekozen premier Ariel Sharon
      al sinds jaar en dag. Hij kan in dit verband dan ook bogen op een
      'indrukwekkende' staat van dienst. Over Sharons beruchte verleden is de
      laatste weken in de media al veel gezegd en geschreven. Daarbij is het
      voornamelijk gegaan over zijn militaire wandaden - van de moordpartij in
      Qibya op de Westelijke Jordaanoever in 1953 en de bloedige 'pacificatie'
      van de Strook van Gaza in het begin van de jaren zeventig, tot zijn
      aandeel - als minister van Defensie - in de massamoord in de Palestijnse
      vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in Libanon in 1982. In het laatste
      geval werd hij door een Israelische onderzoekscommissie vanwege zijn
      'persoonlijke verantwoordelijkheid' veroordeeld en in het verlengde daarvan
      ongeschikt verklaard voor het vervullen van zijn ambt, waarop Sharon zich
      gedwongen zag terug te treden (1983).  Einde
      politieke carrière, zo zou men zeggen. Niet in Israel. Al in 1984 maakte
      Sharon zijn politieke comeback als minister van Industrie &
      Handel in een regering van nationale eenheid onder Shimon Peres
      (Arbeidspartij) en Yitzhak Shamir (Likoed). In 1990 werd hij in de Likoed-regering
      van Shamir opgenomen als minister van Woningbouw (een politiek gevoelige
      post omdat daaronder ook de joodse nederzettingen vallen) en in 1997
      fungeerde hij in de Likoed-regering van Netanyahoe aanvankelijk als
      minister van Nationale Infrastructuur (idem. nederzettingen) en later als
      minister van Buitenlandse Zaken. Bij
      het portretteren van Sharon is in de media niet of nauwelijks aandacht
      besteed aan zijn niet-militaire wandaden: zijn grote inspanningen inzake
      het scheppen van voldongen feiten in de Bezette Gebieden. Zo was hij begin
      jaren negentig de architect van het zogeheten Seven Star Settlement
      Plan, dat de bouw van een keten joodse nederzettingen dicht langs de
      Israelische kant van de Groene Lijn inhield. Doel was de grens tussen
      Israel en de Bezette Gebieden sluipenderwijs - het waren de jaren dat de
      Verenigde Staten Israel vanwege zijn nederzettingenbeleid financieel onder
      druk zetten - met groeikernen in oostelijke richting op te schuiven.
      Binnen de diverse Israelische regeringen waarvan hij deel heeft
      uitgemaakt, is Sharon altijd de steun en toeverlaat geweest van de georganiseerde
      joodse kolonistenbeweging - zij het niet onbeperkt (in het kader van een
      regeling met Egypte steunde hij de ontruiming door Likoed-premier
      Menachem Begin van de joodse nederzettingen in de in 1967 veroverde Sinaï
      Woestijn). Toen de regering-Netanyahoe eind 1998 op zijn laatste benen
      liep, maande hij joodse kolonisten: 'Bezet méér heuveltoppen!', vanuit
      de gedachte 'Wat in onze handen is, blijft van ons. Wat niet in onze
      handen is gekomen, zal uiteindelijk in hun [Palestijnse] handen komen' (Sharon
      geciteerd in The Observer van 31 december 2000). Al met al heeft
      Sharon begin jaren negentig een enorme impuls gegeven aan de uitbreiding
      van de nederzettingen. Veelzeggend was voorts diens aankoop van een groot
      pand in de al-Wad Straat, in het hartje van de moslimwijk van de Oude
      Stad van Jeruzalem, dat sindsdien voorzien is van een grote menorah
      en een Israelische vlag en streng wordt bewaakt - een permanente
      provocatie voor de Palestijnse inwoners van dit stadsdeel. Op
      zichzelf is het natuurlijk een merkwaardige zaak dat Sharon met zijn boven
      beschreven besmette verleden zonder probleem op het internationale
      politieke toneel kan (blijven) opereren: fellow war criminals als
      Augusto Pinochet, Saddam Hoessein en Slobodan Milosevic wordt het de
      laatste jaren immers knap lastig gemaakt: juridische vervolging voor
      misdaden, in het al dan niet recente verleden begaan, hangt hen als een
      zwaard van Damocles boven het hoofd en heeft hun mobiliteit inmiddels
      drastisch aan banden gelegd. Niets van dit alles in het geval van Sharon.
      Opnieuw moeten we vaststellen dat er ten aanzien van Israel kennelijk
      andere maatstaven gehanteerd worden - net als ten aanzien van de naleving
      van de Vierde Conventie van Genève, het gegeven dat Israel in het kader
      van 'Oslo' tot annexatie van in 1967 veroverd grondgebied tracht over te
      gaan, de shoot-to-kill-politiek tijdens de Intifada en de
      liquidatie van politieke tegenstanders, tot vaak ver over de eigen
      landsgrenzen. Overigens is er onlangs een wereldwijde campagne gestart om
      Sharon alsnog voor zijn misdaden ter verantwoording te roepen (voor meer
      informatie: IndictSharonNow@aol.com). Over de brute methoden van
      Sharon in zijn Gaza-periode nog het volgende: Tegenover Uri Avneri (thans Gush
      Shalom) verklaarde hij desgevraagd ooit: 'Ik heb nooit een gevangene
      doodgeschoten; ik heb eenvoudigweg nooit gevangenen gemaakt!' (Der
      Spiegel van 11 december 2000).      regering
      van nationale eenheid Sharon
      werkt sinds zijn verkiezing tot premier hard aan de vorming van een
      regering van nationale eenheid, waarvoor hij Likoeds grote
      politieke rivaal, de Arbeidspartij, probeert te interesseren. Dit streven
      is door de volgende overwegingen ingegeven: In de eerste plaats
      hoopt Sharon op die manier een stabiele regering te vormen, die de rit tot
      de geplande algemene verkiezingen van medio 2003 kan uitzitten. Daarmee
      kan hij zich tevens zijn grote rivaal binnen Likoed, oud-premier
      Netanyahoe, van het lijf houden; in de tweede plaats hoeft hij zich
      in een dergelijke situatie minder sterk over te leveren aan partijen en
      partijtjes van orthodox-religieuze en Russische joden, die met grove politieke
      chantage voor zichzelf korte-termijndoelen trachten te realiseren; en tenslotte,
      een coalitie met de Arbeidspartij zal Sharons gehavende imago in het
      buitenland opvijzelen; dit is vooral van belang voor de relatie van Israel
      met het Westen - de grote politieke en militaire bondgenoot, handelspartner
      en geldschieter - maar het de zaken voor pro-Westerse Arabische
      regeringsleiders ook iets eenvoudiger. Want in geval Peres - bijvoorbeeld
      als minister van Buitenlandse Zaken - van een dergelijke regering deel
      gaat uitmaken, dan zullen we de volgende taakverdeling zien: Sharon is
      Israels grimmige gezicht naar binnen (naar de Palestijnen), Peres Israels
      'vredelievende' gezicht naar buiten (Bij het ter perse gaan van Soemoed
      was het nog niet duidelijk of er inderdaad een regering van nationale
      eenheid tot stand zou komen). prognose
      beleid richting Palestijnen Wat
      hebben de Palestijnen en de rest van de wereld van Sharon te verwachten?
      Hoewel hij zich tijdens de verkiezingscampagne politiek nauwelijks heeft
      uitgesproken - hetgeen ingegeven is geweest door zowel zijn van meet af
      aan riante voorsprong op Barak, als ook omdat hij zich bewust is van zijn
      slechte reputatie bij vele Israeli's die zijn verleden kennen -, zijn er
      niettemin een aantal lijnen aan te geven. Wat bijvoorbeeld te denken van
      diens hierna volgende slip-of-the-tongue in een interview met het
      joods-orthodoxe weekblad Kfar Habad. Sprekend over concessies aan
      de Palestijnen verklaarde Sharon: 'Als ik het over pijnlijke concessies
      heb, dan bedoel ik dat wij Nabloes en Jericho [waaruit Israel zich in het
      kader van 'Oslo' heeft teruggetrokken en die sindsdien onder PNA-bestuur
      staan; red.] niet zullen heroveren. Voor mij is dat een zeer pijnlijke
      concessie, aangezien in deze plaatsen de wieg van onze natie heeft gestaan.
      Geen natie is bereid vrijwillig dergelijk historisch erfgoed op te geven,
      behalve als zij in een oorlog verslagen is' (The Economist van 13
      januari 2001).  Algemeen
      wordt ervan uitgegaan dat Sharon inzake het territoriale conflict met de
      Palestijnen denkt langs de lijnen van het zogeheten Allon Plus-Plan.
      Op basis van dit plan worden de grote Palestijnse bevolkingscentra en hun
      directe omgeving door Israel aan de Palestijnen overgedragen - tot een
      totaal van rond de helft van het grondgebied van de Bezette Gebieden (zo
      ongeveer wat thans de A- en B-Gebieden samen zijn). De andere helft hoopt
      Israel in het kader van een regeling met de Palestijnen te annexeren,
      d.w.z. vrijwel alle joodse nederzettingen en hun ruime omgeving -
      waaronder die in de Strook van Gaza - en de Jordaanvallei, terwijl
      Jeruzalem de ongedeelde hoofdstad van Israel blijft. De terugkeer van
      Palestijnse vluchtelingen is - net als overigens voor vrijwel alle
      Israeli's, onder wie de grootste post-zionistische vredesduiven - niet
      bespreekbaar. Daarenboven riep Sharon eind februari publiekelijk op tot
      een immigratie van nog eens een miljoen joden uit de diaspora in ondermeer
      Rusland, de Verenigde Staten, Mexico en Ethiopië. Dit met het oog op de
      zijns inziens ongunstige demografische ontwikkelingen tussen de joodse en
      Palestijnse bevolkingsgroepen.  Het
      mag duidelijk zijn: voor de Palestijnen heeft Sharons benadering niets te
      bieden en deze zal een bron van nog grotere spanningen vormen. Mocht de
      Arbeidspartij - samen met enkele orthodox-religieuze en
      rechts-extremistische partijen en partijtjes, hetgeen voor een solide
      meerderheid in de Knesset noodzakelijk blijft - inderdaad van een regering
      van nationale eenheid deel gaan uitmaken, dan is het niet waarschijnlijk
      dat zij als junior partner (met bovendien grote verdeeldheid in
      eigen kring) de benadering van Sharon en de zijnen op voor de Palestijnen
      wezenlijke punten zal kunnen bijstellen. Daar komt bij dat de stemming in
      Israel daar minder dan ooit naar is.   Voor
      de Palestijnen bijgevolg alle reden om de Intifada voort te zetten.
      Dit brengt ons bij de vraag hoe Sharon denkt die te gaan aanpakken. Mede
      omdat alle tot op heden ingezette middelen - shoot-to-kill,
      bombardementen, gerichte liquidaties, economische blokkade, enzovoort -
      niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd, zal door de regering-Sharon
      in eerste instantie ingezet worden op een strategie waarin de factor tijd
      wordt uitgebuit en waarbij Israel kan terugvallen op een veel groter
      militair en economisch potentieel dan de Palestijnen. Van een dergelijk
      scenario kan slechts sprake zijn wanneer de Intifada op het inmiddels
      afgezwakte niveau blijft. Paradoxaal genoeg past het in deze aanpak om de
      blokkade van de Palestijnse Autonome Gebieden te versoepelen. Van Sharon
      is bekend dat hij voorstander is van een politiek die beoogt 'de terroristen'
      van de burgerbevolking te scheiden. In die aanpak dienen collectieve
      strafmaatregelen - die het draagvlak van het verzet alleen maar vergroten
      - tot een minimum beperkt te blijven (De Verenigde Naties, de Europese
      Unie en zelfs de Verenigde Staten hebben recentelijk hun groeiende
      bezorgdheid geuit over de gevolgen voor de Palestijnen van de
      uitrookpolitiek van Barak en de zijnen). Tegelijk moet er gericht en
      keihard opgetreden worden tegen degenen die zich actief verzetten.    In
      geval de situatie escaleert - en daarvan zou in de volgende gevallen
      sprake kunnen: verdere Israelische repressie, een oplaaiende machtsstrijd
      onder Palestijnen in het verlengde van de ineenstorting van de PNA, een
      verhoogde confrontatie rond Irak - en de druk ook op Israel verder
      toeneemt, dan zou dat de regering-Sharon tot een actiever optreden kunnen
      aanzetten. Want het zit velen in Israel - en zeker Sharon en zijn geestverwanten,
      binnen en buiten de strijdkrachten - toch al niet lekker dat de regionale
      grootmacht Israel door de Intifada feitelijk in het defensief is
      gedrukt. Voor hen is - getuige gebeurtenissen in het verleden - de drempel
      om naar extreme middelen te grijpen en Israel in militaire avonturen te
      storten (nog) lager. Acties van de Hizbullah in het noordelijk
      grensgebied zouden in dit verband een welkome aanleiding kunnen vormen om
      de spierballen te tonen.   Maar
      ook in een situatie van escalatie blijven Sharons mogelijkheden beperkt,
      vanwege Israels afhankelijke positie ten opzichte van het Westen - dat in
      de regio ook nog andere belangen veilig te stellen heeft, zoals de positie
      van belangrijke Arabische bondgenoten. Voor Israel zelf spelen de betrekkingen
      met 'bevriende' Arabische regimes (Egypte en Jordanië) in de
      overwegingingen een minder grote rol: de verwoestende inval van Israel in
      Libanon in 1982 en het wekenlange beleg van een Arabische hoofdstad,
      gevolgd door het bloedbad in Sabra en Shatila, is voor Egypte destijds
      geen reden geweest om het vredesakkoord met Israel te verbreken. geen
      final status-overeenkomst Wat
      het overleg tussen Israel en de Palestijnen betreft, heeft Sharon laten
      weten dat hij niet zal inzetten op het afsluiten van een final status-overeenkomst,
      maar dat hij het voor-alsnog wil zoeken in een of meerdere 'longterm
      interim deals'. Van hernieuwd overleg kan wat hem betreft overigens
      pas sprake zijn, nadat de Palestijnen 'een eind aan het geweld hebben gemaakt'.
      In werkelijkheid vormen deze 'longterm interim deals' een politieke
      dekmantel, om zo de kwesties waar het in het conflict werkelijk om draait
      - grenzen, Jeruzalem, vluchtelingen - van de agenda te houden (zie hoe het
      Barak is vergaan) en tegelijkertijd alle ruimte te houden voor het creëren
      van nieuwe voldongen feiten aan de grond: uitbreiding van de bestaande
      joodse nederzettingen, steun aan de bouw van nieuwe nederzettingen door
      extremistische kolonisten, verdere uitbreiding van het netwerk van bypass
      roads, verwoesting van 'illegaal gebouwde' Palestijnse woonhuizen in
      met name de regio-Jeruzalem, het versterken van de greep op het
      'ongedeelde' Jeruzalem, enzovoort. Wel beschouwd zal Sharon op dit punt
      het beleid van zijn voorganger Barak voortzetten - in strijd met internationale
      rechtsregels, zoals de Vierde Conventie van Genève.  Omdat
      dit alles de perspectieven op een regeling met de Palestijnen alleen maar
      verder zal doen afnemen, wordt de noodzaak van ingrijpen door de
      internationale gemeenschap evenredig groter. Gebeurt dat niet, dan zal men
      ook onder Sharon de opstelling van opeenvolgende Israelische regeringen
      gedogen, die er in de praktijk op neerkomt: internationale rechtsregels
      zijn er om overtreden te worden! 
 Jochem 
        van Oosten is politicoloog en redacteur van Soemoed.                    
          | 
  |