Oren Ben-Dor
Onderweg naar mijn geboortedorp Nahariya in Noord-Israel passeer ik
een indrukwekkend vormgegeven Holocaust-monument, ter ere van 'de
Strijders van de Ghetto's'. Het is moeilijk niet geraakt te worden
door het belang en de prominente plaats van dit monument. Echter,
driehonderd meter verderop bevinden zich de vergeten restanten van het
Palestijnse dorp al-Sumuriya, waarvan de inwoners behoren tot de
750.000 Palestijnen, die in de oorlog van 1947-1949 [ontstaan van de
staat Israel; red.] ontheemd zijn geraakt [dat wil zeggen: door joodse
strijdgroepen verdreven zijn, dan wel voor het oorlogsgeweld zijn
gevlucht; red.]. Dit contrast illustreert de wijze waarop in Israel de
catastrofe die de joden is overkomen, het nationale collectieve
geheugen monopoliseert, ten koste van de Ander.
Het besluit van afgelopen week van Britse academici om hun eerdere
besluit inzake de boycot van twee Israelische universiteiten terug te
draaien, is een gemiste kans om Israeli's - en in het verlengde
daarvan Palestijnen - wakker te schudden, waar het gaat om de grote
urgentie om een debat te starten over alle lijken in de kast - zowel
de zionistische als de Palestijnse. De [Britse] Association of
University Teachers (AUT) laat, met het terugdraaien van haar eerdere
besluit, de ruimte bestaan voor ontkenning en het vergeten - aan beide
zijden - die tot een nieuwe catastrofe en aanhoudend bloedvergieten
zullen leiden. De vicieuze cirkel van slachtofferschap, haat en
eigengerechtigheid kan niet overstegen worden, zolang beide partijen
de andere partij niet toestaan om het diepste van de pijn te uiten en
zich vervolgens met het trauma bezig te houden.
Het intrekken van de boycot doet vermoeden dat sommige leden van de
AUT tot een daad van morele lafheid zijn aangezet op grond van een
gevoel van collectieve schuld over Europees anti-semitisme uit het
verleden, dat zorgvuldig door pleitbezorgers van de staat Israel is
gevoed. Het is ook mogelijk dat het sommigen niet goed voor ogen stond
wat de inzet van de boycot was.
Academische vrijheid is geen holle abstractie die onvoorwaardelijk
academische werkzaamheden beschermt, zoals men zou kunnen afleiden uit
nutteloze uitspraken van persoonlijkheden in Groot-Brittannië - onder
wie die van [opperrabbijn] Jonathan Sachs, die tegen de boycot is
gekant. Het belang van academische vrijheid is dat zij de voorwaarden
schept voor het overstijgen van de publiek-gesanctioneerde grenzen van
het debat. Van een dergelijke vrijheid is precies in Israel geen
sprake. De zionistische ideologie, die stipuleert dat Israel zijn
joodse meerderheid dient te behouden, is een gegeven dat niet tot
onderwerp van debat kan worden gemaakt. Zij vormt de grondslag voor de
weigering om Palestijnse vluchtelingen [naar hun woonoorden] te laten
terugkeren. Het handjevol intellectuelen dat vraagtekens bij deze
heilige koe durft te plaatsen, wordt aangemerkt als 'extremisten'.
Maar waarom wordt de vraag niet opgeworpen of het zionisme zèlf niet
extremistisch is?
Links-Israel - zogenaamde 'vredesactvisten' die zich door de
boycotactie beledigd voelden - zijn zelf onoprechte medeplichtigen aan
het smoren van een dergelijk debat, door dit te beperken tot de
kwestie van 'de bezetting van 1967'. Echter, de bezetting waarover
gedebatteerd zou moeten worden - hetgeen niet gebeurt - is de
bezetting van geheel Palestina.
Israelische universiteiten zijn, door de bank genomen, onderdeel
gemaakt van de nationale consensus. Het moeten ontberen van
academische vrijheid blijkt niet alleen duidelijk uit de handelwijze
van de Universiteit van Haifa richting haar docent Politieke
Wetenschappen, Ilan Pappé, en degenen die hij probeert te verdedigen.
Het blijkt eveneens uit de totale marginalisatie van het debat over
het racistische karakter van de zionistische staat en over de
catastrofe die het zionisme voor het Palestijnse volk heeft betekend.
Zionisme tot onderwerp van debat maken en - in het verlengde daarvan -
zich inleven in de gevoelens van de slachtoffers van wat de
Palestijnen aanduiden met de Nakba (Catastrofe) van 1948,
dienen een centrale plaats in het academische debat in te nemen. Druk
van buitenaf is [kennelijk] noodzakelijk om Israeli's daarvan bewust
te maken en hen ertoe aan te zetten over deze kwesties bij zichzelf te
rade te gaan.
Academici dient aangerekend te worden dat zij hebben nagelaten
weerstand te bieden aan beperking van academische vrijheid die hen
door de instellingen waaraan zij zijn verbonden, is opgelegd. Of zij
nu wiskundigen, historici, juristen, filosofen of economen zijn -
allen dienen te verlangen dat hun instellingen de uitdaging aangaan,
die het ideaal van academische vrijheid stelt. In Israel doen zij dat
helaas niet.
Een boycot om werkelijke academische vrijheid in Israel te bevorderen
zou academici overal ter wereld dienen te verenigen. Inzet is de
fundamentele vrijheid om vraagtekens te plaatsen bij de racistische
vooronderstellingen die aan een nationalistische ideologie en
geschiedschrijving ten grondslag liggen. Met andere woorden: Een
academische boycot is nog belangrijker dan een algehele boycot van
Israel als een criminele staat, waaraan Israelische academici - net
als de overige Israeli's - bloot zouden staan.
Echter, wij zouden méér moeten verlangen dan een met tegenzin
'verleende' academische vrijheid om over de schuld van het zionisme
aan de Palestijnse catastrofe te debatteren. Beter zou het zijn,
indien academische instellingen in Israel - ter compensatie van de
ongunstige verhoudingen die door de lange geschiedenis van Nakba-ontkenning
zijn ontstaan - thans een dergelijk debat actief zouden stimuleren en
bevorderen, door speciale fondsen en faciliteiten beschikbaar te
stellen.
De academische boycot die ik bepleit, onderscheidt zich van een
algehele boycot tegen Israelische goederen, sportlieden, enzovoort -
waarvan ik overigens ook voorstander ben - op grond van de
niet-aflatende misdaden van de staat Israel in de Bezette Gebieden.
Zeker, de Bar-Ilan Universiteit is - door een hogeschool daar [die in
de joodse nederzetting Ariel; red.] te steunen - medeplichtig aan die
misdaden. Niettemin, de boycot die ik graag zou zien, is een boycot
die academische vrijheid beoogt te realiseren, die alle AUT-leden zo
na aan het hart ligt. Een academische vrijheid die Israelische
academici ertoe aanzet om vragen op te werpen, die zij thans niet
durven op te werpen. Het gaat daarbij om de vrijheid van debat in een
land dat zichzelf graag presenteert als 'de enige democratie in het
Midden-Oosten', maar dat het debat over het Herrenvolk-karakter
van zijn democratie aan banden legt.
Hoewel de AUT ditmaal over de oproep tot boycot is gestruikeld, zal de
kwestie zich blijven aandienen. Ik roep andere vakbonden van academici
op om het stokje op te pakken, dat de AUT heeft laten vallen.
uit: The Independent (Londen) van 30 mei 2005
Oren Ben-Dor is geboren in Israel, maar woont in Groot-Brittannië,
waar hij Rechten doceert aan de Universiteit van Southampton.
vertaling: Rudi Cornelissen
Verschenen in Soemoed, jaargang
33, nummer 3 (mei - juni 2005), pp. 23-24
|