hoe
genereus is genereus? (2)
final status-kaarten - een
territoriale analyse
|
||
Projection
of the Final Status Map, presented by Israel - December 2000
|
Projection
of the Clinton Proposal - December 2000
|
|
Een
belangrijk verschil tussen de Israelisch-Palestijns besprekingen in de
interimperiode van 'Oslo' en die welke in mei 2000 van start zijn gegaan,
vormt de grote rol daarin van kaartmateriaal waarop de voorgestelde
territoriale opdeling van de Westelijke Jordaanoever is aangegeven (de
Strook van Gaza blijft van deze werkwijze uitgesloten). De
twee kaarten die bij dit artikel zijn afgedrukt, zijn projecties - op
basis van de laatst beschikbare gegevens - van de Israelische en
Amerikaanse posities. Beide versies - de ene door Israel gepresenteerd
tijdens discussies in Washington in december 2000, de andere een
constructie op basis van de parameters die diezelfde maand door president
Bill Clinton zijn toegelicht - komen tegemoet aan drie fundamentele
strategische doeleinden, zoals die door Israel naar voren zijn gebracht:
meer dan 80 procent van de joodse kolonisten (gebaseerd op
bevolkingsgegevens van december 1998) wonen op grond die Israel wil
annexeren; ten oosten van Israels internationaal erkende grenzen worden,
door Israel gecontroleerde, veiligheidszones ingericht; territoriale
continuïteit wordt gerealiseerd tussen de eerdergenoemde geannexeerde
delen en de veiligheidszones enerzijds, en Israel anderzijds. Beide
voorstellen zouden Israel spreekwoordelijke 'wespentaille' - de 15
kilometer tussen de kust bij Tel Aviv en de Groene Lijn [tussen 1948 en
1967 Israels oostelijke grens; red.] - omvormen in een tweelobbig, dicht
bevolkt metropoolachtig bolwerk dat diep invreet in de Westelijke
Jordaanoever, waarbij één 'vinger' de nederzetting Ariel ten oosten van
Shilo vormt, de andere de nederzettingen/voorsteden van Oost-Jeruzalem in
oostelijke richting tot Ma'ale Adumin en de hoogten die uitkijken over de
grensstrook in de Jordaanvallei. Het
belang van deze territoriale bolwerken wordt niet zozeer door hun omvang
bepaald, als wel door de hoge dichtheid van hun stedelijke capaciteit, die
door een modern transportnetwerk met Israel is verbonden. In elk van de
twee scenario's blijft voor de Palestijnen slechts een virtueel beeld over
van een algehele territoriale samenhang, die hangt op het vrijwel
onbewoonde oostelijke woestijngebied van de Westelijke Jordaanoever. Alle
bestaande Palestijnse doorgaande wegen doorkruisen op talrijke plaatsen
gebieden met nederzettingenblokken, die aan Israel zullen worden
toegewezen. Van
niet minder belang is de fragmentatie van het Palestijnse territorium door
toedoen van nederzettingenblokken met een regionale proportie, die de
westelijke delen van de districten Ramallah, Nabloes en Qalqilya
marginaliseren en van elkaar isoleren. Palestijns Jeruzalem - waarvan het
voorgestelde grondgebied op geen van beide kaarten is aangegeven - blijft
verstoken van uiterst belangrijke ruimte en infrastructuur voor hoogst
noodzakelijke nieuwbouw. De
Projection of the Final Status Map, als gepresenteerd door Israel,
is gebaseerd op een Palestijnse reconstructie van het plan dat in december
2000 in Washington door de Israelische onderhandelaar Gilad Sher is
overlegd. Het geeft in detail de voorgestelde grenzen weer, op basis van
de annexatie van 10 procent van de grond die in 1967 is bezet en de
creatie van een even omvangrijke veiligheidszone, die loopt vanaf de
Jordaan Vallei, langs de Dode Zeekust en de Groene Lijn, naar het Etzion
Blok [groep joodse nerzettingen], nabij Bethlehem. Volgens dit voorstel
zouden meer dan 80.000 Palestijnse dorpelingen zich bevinden in gebieden
die door Israel geannexeerd zouden worden. Numeriek overtreffen deze
Palestijnen de joodse kolonisten in de vier sectoren langs de Groenen Lijn
met 10.000. Het
voorstel van Clinton voor een Palestijnse staat - op te richten in de
Strook van Gaza, op tussen de 94 en 96 procent van het grondgebied van de
Westelijke Jordaanoever - was geïnspireerd op de overeenkomst tussen [PNA-kopstuk]
Mahmoed Abbas (Abu Mazen) en Yossi Beilin [een kopstuk binnen de
Arbeidspartij] van 1995. Clinton heeft zijn ideeën evenwel niet formeel
in een kaart vastgelegd. De vorming van een Palestijnse staat op basis van
het principe van Clinton van 94 procent van de Westelijke Jordaanoever
staat onder druk van enerzijds het principe van territoriale samenhang en
anderzijds van het uitgangspunt dat 80 procent van de kolonisten binnen
het te annexeren gebied moet vallen en maakt elke territoriale
configuratie, anders dan die aangegeven op de bijgevoegde kaart (Projection
of the Clinton Proposal), erg onwaarschijnlijk. Het
inzetkaartje Comparative Analysis of Israeli Annexations geeft een
goed inzicht in het significante territoriale onderscheid tussen
ogenschijnlijk onbelangrijke territoriale verschillen, als gepresenteerd
in de diverse voorstellen. Het minimalistische 4 procent plan dat op de
Abu Mazen-Beilin overeenkomst is gebaseerd, zal de vooruitzichten voor
Palestijnen op territoriale continuïteit slechts licht verbeteren En wel
door de annexatie ten oosten van Ariel en die ten noorden en oosten van
Ma'ale Adumin te verkleinen, hetgeen leidt tot wat feitelijk twee
Palestijnse cantons op de Westelijke Jordaanoever zijn. Het 10 procent
plan dat door Israel is voorgesteld leidt tot de vorming van drie cantons
waarvan de samenhang marginaal is. Het
terugbrengen van de beoogde annexatie van 10 tot 6 procent - een reductie
met bijna 50 procent - zou het percentage joodse kolonisten, woonachtig op
te annexeren delen van de Westelijke Jordaanoever, dalen van 85,3 tot 83,6
procent. De verklaring voor deze anomalie schuilt in de discrepantie
tussen de feitelijk bebouwde grond van de nederzettingen en het gebied dat
door Israel en de Verenigde Staten noodzakelijk wordt geacht om de
territoriale samenhang van Israel veilig te stellen. Deze discrepantie
wordt aan de hand van beide kaarten duidelijk - zie bijvoorbeeld de open
gebieden ten westen en ten noorden van Ma'ale Adumim, ten zuiden van Betar
en van Elkana en die in het Shomron blok. Implementatie van de 4 procent
optie zou het percentage kolonisten tot 73 procent terugbrengen, dat wil
zeggen: onder de eenzijdig door Israel vastgestelde en in het voorstel van
Clinton overgenomen drempel. Een
digitale berekening van alle bebouwde gebieden van de joodse
nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, inclusief de toegangswegen
(voor dit doel genereus bepaald op 100 meter breed) leidt tot de
conclusie, dat deze gebieden in totaal slechts 1,4 procent van de
Westelijke Jordaanoever vormen. Israel kan ruim 87 procent van de
kolonisten op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem annexeren,
door minder dan de 4 procent optie te annexeren, zoals naar voren gebracht
door president Clinton. Maar zelfs in dit scenario zouden de
vooruitzichten van de Palestijnen op territoriale continuïteit op
beslissende wijze negatief worden beïnvloed.
uit:
Soemoed, jaargang 29, nummer 1,
februari
2001, pp. 9-11
(oorspronkelijk verschenen in: Report on Israeli Settlement (een uitgave van de Foundation
for Middle East Peace, Washington) van januari-februari 2001; pp. 4-6 Jan
de Jong is geograaf te Amsterdam; Geoffrey Aronson is verbonden aan de
Foundation for Middle East (Washington). vertaling:
Koen Bos
|
||
|