hoe genereus is genereus? (2)

final status-kaarten - 

een territoriale analyse


Jan de Jong en Geoffrey Aronson

 

Final-Status-Map-Israeli-pr.jpg (486954 bytes)      Final-Status-Map-Clinton-pr.jpg (458779 bytes)
Projection of the Final Status Map, presented by Israel - December 2000

 

Projection of the Clinton Proposal - December 2000

 

Een belangrijk verschil tussen de Israelisch-Palestijns besprekingen in de interimperiode van 'Oslo' en die welke in mei 2000 van start zijn gegaan, vormt de grote rol daarin van kaartmateriaal waarop de voorgestelde territoriale opdeling van de Westelijke Jordaanoever is aangegeven (de Strook van Gaza blijft van deze werkwijze uitgesloten).

De twee kaarten die bij dit artikel zijn afgedrukt, zijn projecties - op basis van de laatst beschikbare gegevens - van de Israelische en Amerikaanse posities. Beide versies - de ene door Israel gepresenteerd tijdens discussies in Washington in december 2000, de andere een constructie op basis van de parameters die diezelfde maand door president Bill Clinton zijn toegelicht - komen tegemoet aan drie fundamentele strategische doeleinden, zoals die door Israel naar voren zijn gebracht: meer dan 80 procent van de joodse kolonisten (gebaseerd op bevolkingsgegevens van december 1998) wonen op grond die Israel wil annexeren; ten oosten van Israels internationaal erkende grenzen worden, door Israel gecontroleerde, veiligheidszones ingericht; territoriale continuïteit wordt gerealiseerd tussen de eerdergenoemde geannexeerde delen en de veiligheidszones enerzijds, en Israel anderzijds.

Beide voorstellen zouden Israel spreekwoordelijke 'wespentaille' - de 15 kilometer tussen de kust bij Tel Aviv en de Groene Lijn [tussen 1948 en 1967 Israels oostelijke grens; red.] - omvormen in een tweelobbig, dicht bevolkt metropoolachtig bolwerk dat diep invreet in de Westelijke Jordaanoever, waarbij één 'vinger' de nederzetting Ariel ten oosten van Shilo vormt, de andere de nederzettingen/voorsteden van Oost-Jeruzalem in oostelijke richting tot Ma'ale Adumin en de hoogten die uitkijken over de grensstrook in de Jordaanvallei.

Het belang van deze territoriale bolwerken wordt niet zozeer door hun omvang bepaald, als wel door de hoge dichtheid van hun stedelijke capaciteit, die door een modern transportnetwerk met Israel is verbonden. In elk van de twee scenario's blijft voor de Palestijnen slechts een virtueel beeld over van een algehele territoriale samenhang, die hangt op het vrijwel onbewoonde oostelijke woestijngebied van de Westelijke Jordaanoever. Alle bestaande Palestijnse doorgaande wegen doorkruisen op talrijke plaatsen gebieden met nederzettingenblokken, die aan Israel zullen worden toegewezen.

Van niet minder belang is de fragmentatie van het Palestijnse territorium door toedoen van nederzettingenblokken met een regionale proportie, die de westelijke delen van de districten Ramallah, Nabloes en Qalqilya marginaliseren en van elkaar isoleren. Palestijns Jeruzalem - waarvan het voorgestelde grondgebied op geen van beide kaarten is aangegeven - blijft verstoken van uiterst belangrijke ruimte en infrastructuur voor hoogst noodzakelijke nieuwbouw.

De Projection of the Final Status Map, als gepresenteerd door Israel, is gebaseerd op een Palestijnse reconstructie van het plan dat in december 2000 in Washington door de Israelische onderhandelaar Gilad Sher is overlegd. Het geeft in detail de voorgestelde grenzen weer, op basis van de annexatie van 10 procent van de grond die in 1967 is bezet en de creatie van een even omvangrijke veiligheidszone, die loopt vanaf de Jordaan Vallei, langs de Dode Zeekust en de Groene Lijn, naar het Etzion Blok [groep joodse nerzettingen], nabij Bethlehem. Volgens dit voorstel zouden meer dan 80.000 Palestijnse dorpelingen zich bevinden in gebieden die door Israel geannexeerd zouden worden. Numeriek overtreffen deze Palestijnen de joodse kolonisten in de vier sectoren langs de Groenen Lijn met 10.000.

Het voorstel van Clinton voor een Palestijnse staat - op te richten in de Strook van Gaza, op tussen de 94 en 96 procent van het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever - was geïnspireerd op de overeenkomst tussen [PNA-kopstuk] Mahmoed Abbas (Abu Mazen) en Yossi Beilin [een kopstuk binnen de Arbeidspartij] van 1995. Clinton heeft zijn ideeën evenwel niet formeel in een kaart vastgelegd. De vorming van een Palestijnse staat op basis van het principe van Clinton van 94 procent van de Westelijke Jordaanoever staat onder druk van enerzijds het principe van territoriale samenhang en anderzijds van het uitgangspunt dat 80 procent van de kolonisten binnen het te annexeren gebied moet vallen en maakt elke territoriale configuratie, anders dan die aangegeven op de bijgevoegde kaart (Projection of the Clinton Proposal), erg onwaarschijnlijk.

Het inzetkaartje Comparative Analysis of Israeli Annexations geeft een goed inzicht in het significante territoriale onderscheid tussen ogenschijnlijk onbelangrijke territoriale verschillen, als gepresenteerd in de diverse voorstellen. Het minimalistische 4 procent plan dat op de Abu Mazen-Beilin overeenkomst is gebaseerd, zal de vooruitzichten voor Palestijnen op territoriale continuïteit slechts licht verbeteren En wel door de annexatie ten oosten van Ariel en die ten noorden en oosten van Ma'ale Adumin te verkleinen, hetgeen leidt tot wat feitelijk twee Palestijnse cantons op de Westelijke Jordaanoever zijn. Het 10 procent plan dat door Israel is voorgesteld leidt tot de vorming van drie cantons waarvan de samenhang marginaal is.

Het terugbrengen van de beoogde annexatie van 10 tot 6 procent - een reductie met bijna 50 procent - zou het percentage joodse kolonisten, woonachtig op te annexeren delen van de Westelijke Jordaanoever, dalen van 85,3 tot 83,6 procent. De verklaring voor deze anomalie schuilt in de discrepantie tussen de feitelijk bebouwde grond van de nederzettingen en het gebied dat door Israel en de Verenigde Staten noodzakelijk wordt geacht om de territoriale samenhang van Israel veilig te stellen. Deze discrepantie wordt aan de hand van beide kaarten duidelijk - zie bijvoorbeeld de open gebieden ten westen en ten noorden van Ma'ale Adumim, ten zuiden van Betar en van Elkana en die in het Shomron blok. Implementatie van de 4 procent optie zou het percentage kolonisten tot 73 procent terugbrengen, dat wil zeggen: onder de eenzijdig door Israel vastgestelde en in het voorstel van Clinton overgenomen drempel.

Een digitale berekening van alle bebouwde gebieden van de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, inclusief de toegangswegen (voor dit doel genereus bepaald op 100 meter breed) leidt tot de conclusie, dat deze gebieden in totaal slechts 1,4 procent van de Westelijke Jordaanoever vormen. Israel kan ruim 87 procent van de kolonisten op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem annexeren, door minder dan de 4 procent optie te annexeren, zoals naar voren gebracht door president Clinton. Maar zelfs in dit scenario zouden de vooruitzichten van de Palestijnen op territoriale continuïteit op beslissende wijze negatief worden beïnvloed.  

 

 

uit: Soemoed, jaargang 29, nummer 1, februari 2001, pp. 9-11 (oorspronkelijk verschenen in: Report on Israeli Settlement (een uitgave van de Foundation for Middle East Peace, Washington) van januari-februari 2001; pp. 4-6).

Jan de Jong is geograaf te Amsterdam; Geoffrey Aronson is verbonden aan de Foundation for Middle East (Washington).

 

vertaling: Koen Bos