exit

Ariel Sharon - een pragmatische havik


Robert Soeterik


Prominente politici in het Westen spreken lovende woorden over Israels premier Ariel Sharon, die vorige week door een hersenbloeding werd getroffen. Maar de suggestie dat zijn beleid tot een doorbraak in het slepende conflict met de Palestijnen zou kunnen leiden, mist iedere grond.

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice, noemde Sharon 'een geweldige, historische leider'. Haar Britse collega Jack Straw prees hem als 'een formidabele politieke figuur, die sinds zijn aantreden als premier, vijf jaar geleden, de wereld heeft verrast'.

oorlogsmisdaden

Over Sharons verleden wordt niet gesproken. Zijn militaire staat van dienst bijvoorbeeld, die werd gekenmerkt door het hanteren van niets of niemand ontziend geweld tegen tegenstanders van de staat Israel. Mèt de bijbehorende 'nevenschade': De moordpartij in 1953 in Qibya op de Westelijke Jordaanoever, de 'pacificatie' van de Strook van Gaza, zijn 'persoonlijke verantwoordelijkheid' (aldus het oordeel van een Israelische onderzoekscommissie) voor de massamoord in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in Libanon in 1982, de verwoestende strafexpeditie in de autonome Palestijnse gebieden in 2002, ten tijde van de Tweede Intifada. Voor de door hem of onder zijn verantwoordelijkheid begane oorlogsmisdaden is Sharon nooit vervolgd.

Eveneens buiten beeld blijft Sharons bemoeienis met het nederzettingenbeleid – de vestiging na 1967 van joods-Israelische kolonisten in de Bezette Gebieden. Geen Israelische politicus heeft daarop zo’n sterk stempel gedrukt als hij. Inmiddels heeft dit beleid geresulteerd in de vestiging van rond 450.000 joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, van wie de helft rond Palestijns Oost-Jeruzalem. Het heeft de leef- en werkomgeving van de daar woonachtige Palestijnen gefragmenteerd en hun een aanzienlijk deel van de aanwezige natuurlijke hulpbronnen ontnomen. Ook onder premier Sharon is de uitbreiding van de bestaande joodse nederzettingen gestaag doorgezet. En daar is de bouw van een honderden kilometers lange 'Afscheidingsbarrière', waarvan het tracé grotendeels over het grondgebied van de bezette Westelijke Jordaanoever loopt, nog eens bijgekomen.

Met de vestiging van joods-Israelische onderdanen in bezet gebied en de bouw van de Muur in delen van bezet gebied maken de politiek verantwoordelijken in Israel zich schuldig aan schending van de Vierde Conventie van Genève, en daarmee aan een oorlogsmisdaad. Als hoofdrolspeler en hoofdverantwoordelijke zou Sharon bijgevolg ook op dit dossier voor oorlogsmisdaden vervolgd kunnen worden.

vals beeld

De uitspraken van Rice en Straw verwijzen naar de politieke inkeer die Sharon de laatste jaren zou hebben doorgemaakt en die zich inmiddels heeft vertaald in de ontruiming van de sinds 1967 door Israel bezette Strrok van Gaza. Maar het getuigt van grote politieke naïviteit om te veronderstellen dat Sharon, met zijn staat van dienst, op zijn oude dag van een havik in een duif zou zijn getransformeerd. Sharon is nog altijd een havik, zij het een pragmatische havik.

Het beeld van de politieke inkeer van Sharon is er een in een lange reeks van valse beelden. Die beeldvorming staat het verkrijgen van inzicht in de dynamiek van het slepende conflict tussen Israel en de Palestijnen ernstig in de weg. Want van een politieke inkeer van Sharon – met de suggestie dat deze in een doorbraak in het conflict met de Palestijnen zou kunnen uitmonden – is geen sprake. Het gaat hier eerder om een uit pragmatische overwegingen bijgesteld beleid.
demografie

De belangrijkste overweging was van demografische aard. Met de verovering in 1967 van de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza kreeg Israel een groot aantal Palestijnen binnen de (niet erkende) landsgrenzen. Door het hogere geboortecijfer onder de Palestijnen zullen er, zo hebben demografen berekend, rond 2013 evenveel joden als niet-joden in het gebied tussen de Middellandse Zee en de Jordaan wonen. Zolang Israel zich definieert als een joodse staat zal dat een probleem vormen. Daarom is Sharon tot het inzicht gekomen dat Israel af moet van de directe heerschappij over de meeste Palestijnen in de Bezette Gebieden. Met het afstoten van de Strook van Gaza waren dat in één klap 1,3 miljoen Palestijnen minder. Het lozen van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, door daar een bestuurlijke entiteit tot stand te brengen, stond eveneens op Sharons agenda. De vorming van een dergelijke entiteit zal de ontruiming van een groot deel van de circa 250 joodse nederzettingen en buitenposten met zich meebrengen. Het overgrote deel van de 450.000 joodse kolonisten in de strategisch (Ariel, Ma'aleh Adumim) of ideologisch (de keten rond Palestijns Oost-Jeruzalem) belangrijke nederzettingen zal evenwel ongemoeid gelaten worden. Kortom, de resultaten van ruim vijfendertig jaar kolonisatie kunnen in een gunstiger constellatie geconsolideerd worden.

druk

Verder is het Sharon niet ontgaan dat van de kant van Israels belangrijkste bondgenoot, de Verenigde Staten, die ook andere belangen in de regio veilig te stellen heeft, de druk toeneemt met iets over de brug te komen voor de Palestijnen. Na het failliet van het Oslo-proces (1993-2000) zijn in de vorm van het Mitchell Rapport (mei 2001), het Tenet Werkplan (juni 2001) en de Routekaart naar Vrede (april 2003) eerste (halfslachtige) voorstellen gedaan. In eigen land kreeg Sharon in december 2003 bovendien te maken met het Akkoord van Genève, dat vanuit de Arbeidspartij en het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) was opgesteld en dat aanvankelijk in Europa de nodige weerklank vond.

In combinatie met de eerdergenoemde demografische overweging, moet dit Sharon tot bijstelling van zijn beleid hebben aangezet. Want het is beter het initiatief in eigen hand te houden, dan het aan anderen te laten. En zo is de premier in april 2004 met zijn eigen Ontkoppelingsplan gekomen, waarvan de omzichtige ontruiming van de Strook van Gaza afgelopen zomer het eerste concrete resultaat is geweest.

Zoals bekend, stuitte de ontruiming op grote weerstand vanuit de nationalistisch-religieuze vleugel van de georganiseerde kolonistenbeweging. De dagenlange televisiebeelden van zich met hand en tand verzettende joodse kolonisten, die grote woorden in de mond namen als 'een nieuwe Holocaust', en 'joden deporteren toch geen joden', hebben hun zaak voor een breder Israelisch en internationaal publiek ongetwijfeld meer kwaad dan goed gedaan. Ook in zijn eigen partij, Likoed, stuitte Sharon op forse weerstand. Zozeer, dat hij en anderen Likoed de rug toekeerden, om vervolgens met kopstukken van andere partijen een nieuwe partij, Kadima, te vormen.

krediet

Binnen en buiten Israel heeft de bijstelling van zijn beleid Sharon veel politiek krediet opgeleverd. De Verenigde Staten benadrukken dat er eindelijk opnieuw beweging in de zaak zit, de Europese Unie probeert de ontruiming te presenteren als een eerste stap in de veel ambitieuzere 'Routekaart'. Sharon zelf is van een omstreden politicus ineens 'een geweldige, historische leider' en 'een formidabele politieke figuur' geworden.

De suggestie dat Sharons bijgestelde beleid tot een doorbraak in het slepende conflict met de Palestijnen zou kunnen leiden, mist evenwel iedere grond. Want de Palestijnen komen in het hele verhaal niet voor. Van een fundamentele herziening van Israels opstelling jegens hen is geen sprake. Een vergelijk wordt niet gezocht. In plaats daarvan worden er, net als ten tijde van het Oslo-proces, door Israel unilateraal stappen gezet, ondanks het feit dat er grote Palestijnse belangen in het geding zijn. Anders dan bij het Oslo-proces hoeft daarbij niet langer de schijn opgehouden te worden dat men uit is op onderhandelingen met de Palestijnen. Want Israel heeft van de Verenigde Staten onder Bush jr. carte blanche gekregen. Onder dergelijke omstandigheden zal er geen Palestijnse onderhandelaar te vinden zijn die zich aan 'onderhandelingen' met Israel waagt.


Robert Soeterik is antropoloog en verbonden aan Middle East Research Associates (MERA) te Amsterdam

[eerder verschenen in Vrij Nederland (Amsterdam) van 14 januari 2006]

Verschenen in Soemoed, nummer 1 (januari-februari 2006), jaargang 34, pp. 17-18