joden/protestanten
desinvesteren in Israel – het
verhitte debat in de Verenigde Staten
Hasdai Westbrook
Afgelopen september, tien dagen nadat de laatste Israelische soldaat
de Strook van Gaza had verlaten als gevolg van Ariel Sharons
ontkoppelingsplan, vond er in Oost-Jeruzalem een ongebruikelijke
bijeenkomst plaats. Zeventien vertegenwoordigers van uiteenlopende
Amerikaans-joodse organisaties en van verscheidene
Amerikaans-protestantse organisaties kwamen bijeen in het
hoofdkwartier van Sabeel, een Palestijns 'centrum van
bevrijdingstheologie'.
Sabeel wordt geleid door de Palestijnse christenactivist ds. Naim
Ateek. De activiteiten van het centrum bleken voor een deel van zijn
gasten inmiddels een bron van intense controverses geworden te zijn.
Zo confronteerde rabbijn Gary Bretton-Granator van de Anti-Defamation
League (ADL) Ateek met diens standpunt dat hij het bestaansrecht van
Israel niet erkent. Ateek weigerde dit laatste te ontkennen en verwees
naar de uitspraak van een Israelische schrijver die ooit stelde, dat
als het joodse volk recht had op een thuisland, dit in Duitsland zou
moeten liggen - en niet in Palestina. Bretton-Granator en andere
joodse leiders confronteerden Ateek voorts met enkele van diens
publicaties en beschuldigenden hem van antisemitisme, daar waar hij de
Israelische regering met 'Herodes' had aangeduid en gesproken had van
de 'kruisiging van de Palestijnen'. Ateek wees de beschuldiging van de
hand door te claimen dat het gebruik van bijbelse beelden in de strijd
tegen onderdrukking gerechtvaardigd is. Naarmate het debat meer en
meer verhit raakte, hulden de eveneens aanwezige Amerikaanse
christelijke leiders zich in stilzwijgen en keken slechts toe hoe
Ateek en diens joodse opponenten elkaar met beschuldigingen om de oren
sloegen.
De polemische bijeenkomst bij Sabeel vormde het sluitstuk van een trip
naar Israel en Palestina, die bedoeld was om een ruzie tussen joodse
en belangrijke protestantse denominaties bij te leggen. De trip vond
plaats na meer dan een jaar van vijandschap tussen van oudsher
bondgenoten omtrent een toenemend activistische opstelling van
christenen van de grote kerkgenootschappen - in het bijzonder over de
stap die zij gezet hadden richting desinvestering uit bedrijven die
winst maken dankzij de bezetting van de in 1967 door Israel veroverde
Palestijnse gebieden. De controverse begon in juli 2004 toen de
presbyteriaanse kerk van de Verenigde Staten instemde met een beleid
van desinvestering uit dergelijke bedrijven, evenals met bedrijven die
met Israel handel drijven, hetgeen de woede wekte van de voornaamste
stroming binnen de joodse gemeenschap. Ten tijde van de
interreligieuze trip had de Verenigde Kerk van Christus (UCC) een
soortgelijk beleid aanvaard. De episcopaalse kerk, de methodisten en
de lutherse denominaties overwogen hetzelfde te doen.
De pleitbezorgers van de Palestijnse rechten betogen dat
desinvestering een effectief middel is om - waar vorige acties faalden
- tegen het Israelische beleid te protesteren. En wel door druk op
Israel uit te oefenen om een eind te maken aan de bezetting en de
richting in te slaan naar een vreedzame regeling van het conflict. Zij
voelen dat het de hoogste tijd is voor de kerken om stelling te nemen
en te stoppen met het toegeven aan de pro-Israel gevoelens in de
joodse gemeenschap. Joodse critici en andere pleitbezorgers van Israel
beweren dat een en ander een nauwelijks verhulde aanval betekent op
Israels legitimiteit als joodse staat. Bovendien biedt het geen hoop
op een effectieve benadering en creëert alleen maar meer vijandschap.
Sommige leiders van de Amerikaanse joodse gemeenschap hebben zelfs
gedreigd het partnerschap met de grote protestantse kerken op te
zeggen, waarmee zij een lang bestaande progressieve alliantie
lamleggen.
Amerika's belangrijkste protestantse denominaties ondersteunden de
stichting van Israel in 1948 en bleven de joodse staat de eerste jaren
van zijn bestaan steunen. Tegelijk bouwden zij een hecht progressief
partnerschap op met joodse groeperingen in de Verenigde Staten, met
betrekking tot binnenlandse kwesties als burgerrechten en armoede.
Sinds de verovering door Israel van de Westelijke Jordaanoever en de
Strook van Gaza in 1967, zijn deze denominaties evenwel steeds
kritischer ten aanzien van de bezetting geworden en kregen omgekeerd
steeds meer sympathie voor de Palestijnse claims.
Deze verschuiving ontsnapte niet aan de aandacht van de Israelische
regering, noch van de joodse organisaties in de Verenigde Staten, die
in het begin van de jaren zeventig de steun van evangelicale
christenen voor Israel begonnen te cultiveren. Tegen de achtergrond
van de theologie van 'de eindtijd', waarin de wederkomst van Christus,
de Apocalyps en het Laatste Oordeel afhangen van een 'inzameling van
de ballingen' – het joodse volk – in bijbels Israel, zag de machtige
evangelicale beweging de stichting van de staat en zijn overwinning in
de oorlog van 1967 als vervullingen van de profetie. Voor Israel en
zijn joodse pleitbezorgers in de Verenigde Staten werden deze
'christelijke zionisten' al gauw een aantrekkelijk alternatief voor de
grote kerkelijke denominaties.
Met de ineenstorting van het [zogenaamde] vredesproces in 2000
haastten de Amerikaanse joodse groeperingen zich de Israelische
pogingen de Tweede Intifada de kop in te drukken, te
verdedigen. Zelfs Amerikaanse joodse groeperingen die lange tijd
christelijk rechts hadden bestreden op het punt van binnenlandse
kwesties, zoals de ADL, omhelsden de christelijke zionisten met
graagte. Gezien het feit dat Israel met zijn 'grootste crisis in
jaren' kampte, zo verklaarde ADL-directeur Abe Foxman, 'zouden
Amerikaanse joden niet kieskeurig of defensief behoren te zijn inzake
het cultiveren van evangelicale steun'.
Naarmate de woede over Israelische militaire invallen en de
nederzettingenbouw toenam, produceerde het conflict eveneens een
plotselinge toename van pro-Palestijns activisme. Vanuit haar
hoofdkwartier in Genève lanceerde de Wereldraad van Kerken - een
oecumenisch lichaam waar alle Amerikaanse grote denominaties lid van
zijn - een campagne gewijd aan 'het beëindigen van de bezetting als
een middel om de kernoorzaken van het Israelisch-Palestijns conflict'
aan te pakken. Centraal in de campagne staat het Oecumenische
Begeleidingsprogramma in Palestina en Israel (EAPPI) dat kerkleden
rekruteert om Palestijnen en Israeli's te 'begeleiden bij geweldloze
acties en gezamenlijke pleidooien ter beëindiging van de bezetting'.
In de Verenigde Staten georganiseerd door de lutherse kerk, heeft
EAPPI een gestage stroom van vrijwilligers uitgezonden om getuige te
zijn van de wreedheden en vernederingen van de Israelische bezetting.
Deze vrijwilligers hebben relaties aangeknoopt met joodse
anti-bezettingsgroeperingen als Rabbijnen voor Mensenrechten en het
Israelisch Comité tegen Huisverwoestingen, alsmede met Palestijns
christelijke organisaties als het eerdergenoemde Sabeel.
Verbanden als deze brachten de algemene assemblee van de
presbyteriaanse kerk ertoe om met overweldigende steun de Juli
2004-Resolutie aan te nemen, waarin de Israelische bezetting wordt
aangeduid als 'de bron van de misdaden die tegen onschuldige mensen
aan beide zijden van het conflict worden begaan' en in het verlengde
daarvan op te roepen tot een beleid van 'gefaseerde selectieve
desinvestering' uit bedrijven die in Israel opereren. Er werden
eveneens resoluties aanvaard om 'actief tegen christelijk zionisme op
te treden', alsmede de bouw door Israel van de [Apartheids-]Muur te
veroordelen.
De joodse groeperingen waren snel en furieus met hun antwoord. Volgens
de ADL was de stap 'beledigend en verdrietigmakend'. B'nai B'rith
hekelde het als 'vijandig en agressief en diep beledigend' en het riep
op tot beëindiging van de interreligieuze dialoog. Rabbijnen voor
Mensenrechten – een deelnemer aan de EAPPI die betrokken is geweest in
acties van burgerlijke ongehoorzaamheid om de Israelische autoriteiten
te verhinderen Palestijnse huizen en boomgaarden te vernietigen –
kritiseerde de presbyterianen krachtig vanwege het eruit pikken van
Israel en het tegelijkertijd negeren van 'de moordende ideologieën die
helaas sommige van onze Palestijnse buren hebben bevangen' en de
'pogingen om ons land te vernietigen die de bezetting overstijgen en
er decennia aan voorafgaan'.
Americans for Peace Now en Berit Tzedek ve Shalom, Amerika's grootste
joodse vredesgroepen, verwierpen desinvestering als contraproductief,
en leiders van de Reform beweging – de grootste Amerikaans joodse
denominatie met rond 1,5 miljoen leden en een behoorlijk progressieve
achterban – eisten een face-to-face meeting met presbyteriaanse
leiders om hun geschillen te bespreken. 'Het was juist verleden juni
dat u Colin Powell en ook [reform leiders] ontmoette om echte acties
te bespreken die de Verenigde Staten zou moeten ondernemen tot steun
van de vrede', zo protesteerde Eric Yoffie, de president van de Union
of Reform Judaism. 'Die geest van samenwerking staat nu ter
discussie'.
Duizelig van de tegenwind trachtten de presbyteriaanse leiders de
desinvesteringsactie in meer verzoenende termen in te kleden, maar dit
had weinig effect op hun critici. Tegen de tijd dat ds Clifton
Kirkpatrick, de chef van de kerkelijke staf van de algemene assemblee
van de PC(USA), een ontmoeting had met joodse leiders in september,
had zijn bureau protesten ontvangen van 14 leden van het Huis en 6 van
de Senaat die er op aandrongen het desinvesteringsbesluit terug te
draaien. Het zou slechts diegenen aanmoedigen die de joodse staat
wilden delegitimeren. 'Het is de bezetting, niet onze stap om
desinvesteren te overwegen, die het bestaan van Israel bedreigt',
aldus een vinnige Kirkpatrick. De ontmoeting met de joodse leiders
leverde weinig overeenstemming op.
'Wat we zeer dramatisch op zagen komen als gevolg van de
desinvesteringsbeslissing is een zekere mentaliteit die zegt dat de
bezetting de wortel van alle kwaad is', aldus Yoffie. 'Daar zijn we
het nou precies niet mee eens.' 'En nog wat fundamenteler', aldus
Yoffie, 'die attitude vergoelijkt dikwijls terrorisme'. 'Zij zijn er
snel bij om het woord "kwaad" te gebruiken als het om de bezetting
gaat, maar zij passen dat woord niet toe op de "terreur". Er is
simpelweg geen morele schaal die redelijkerwijs tot die conclusie kan
leiden.'
Kort daarna, bewoog de episcopaalse kerk zich in de richting van het
aanvaarden van desinvestering met de aankondiging dat haar Comité voor
Sociaal Verantwoord Investeren zou gaan studeren op de vraag of
investeringen 'op hun plaats zijn in geval van bedrijven die bijdragen
aan de voortgaande [Israelische] bezetting'.
Op hetzelfde moment publiceerde het comité Verantwoord Investeren
(MRTI) van de PC(USA) investeringsrichtlijnen maar deed opnieuw haar
best haar beleid als evenwichtig voor te stellen. Terwijl de
oorspronkelijke resolutie opriep tot gefaseerde selectieve
desinvesteringen uit bedrijven die in Israel opereren, doelden de
richtlijnen nu slechts op bedrijven die winst halen uit Israels
bezetting, plus de categorie van ondernemingen die Israelische of
Palestijnse organisaties helpen 'die gewelddadige acties tegen
onschuldige burgers steunen of faciliteren'.
In oktober echter, gedurende een fact-finding bezoek aan het
Midden-Oosten, ontmoette het Presbyteriaanse Advies Comité inzake
Sociaal Getuigenis-Beleid, dat de desinvesteringsresolutie ontwierp,
Sheikh Nabil Kaouk, een leider van de Libanese Hizbullah, welke
vanwege het State Department als terroristische organisatie te boek
staat. 'Wij waarderen de kostbare woorden van Hizbullah', zo zei de
presbyteriaanse leider Ron Stone tegen zijn gastheren gedurende de
ontmoeting die was gemeld op Hizbullah's al-Manar satelliet
televisienetwerk. 'Volgens mijn recente ervaring', zo voegde Stone
toe, zijn 'relaties en conversaties met islamitische leiders een stuk
gemakkelijker dan transacties en dialoog met joodse leiders'.
Geconfronteerd met een publiekelijk protest van joodse groeperingen,
loochenden al snel de presbyteriaanse leiders de ontmoeting en Stone's
commentaar. En de coordinator van het adviescomité werd ontslagen.
Afgezien van deze controverse echter zijn er ook Amerikaanse joden die
voor desinvestering zijn. 'Het werd tijd dat deze christelijke
organisaties aan boord kwamen', zegt Cecile Surasky. 'De
presbyterianen braken een "ongeschreven regel"', aldus Surasky. 'Het
is hun toegestaan om uitspraken te doen die kritisch staan tegenover
de Israelische regering, maar het is hun niet toegestaan om ook
feitelijk iets te doen.'
Wat het effect van desinvestering zal zijn, blijft echter onduidelijk.
De leiders van de belangrijke denominaties geven toe dat zij niet
genoeg aandelen bezitten om bedrijven of Israel te dwingen tot een
wijziging van beleid. 'Wij hebben niet de miljoenen mensen om een
diepgaande economische impact te hebben', zegt Surasky. 'Ons doel is
om zowel de Amerikaanse joden als de christenen op te voeden.' 'Als
gevolg van de (presbyteriaanse) actie en de resulterende reactie zie
je nu discussiepanels in kerken en gewetensonderzoek op een schaal als
nooit te voren.' Maar terwijl sommige joodse organisaties als JVP en
Joden Tegen de Bezetting desinvestering steunen, zegt Yoffie dat het
'marginale groepjes' zijn en houdt vol dat er geen legitieme
belangrijke joodse groeperingen zijn die de desinvesteringspoging
steunen. En in feite gaf een kort kerkelijk schrijven van de United
Church of Christ ook toe dat joodse groeperingen die voor
desinvestering waren niet representatief waren voor de joodse
gemeenschap als geheel.
Voor Jeff Halper, een in Amerika geboren Israelische jood en
voorzitter van het Israelische Comité tegen Huisverwoestingen, is dat
precies het probleem. Zelfs liberale joden als Yoffie en groeperingen
als Americans for Peace Now zijn obstakels voor vrede, zegt hij.
'Zowel de liberalen als de super pro-Israel-mensen zien zichzelf als
de poortwachters van Israel. Zij verzetten zich tegen kritiek op
Israel en uiteraard als die kritiek van christenen komt, zelfs van
progressieve christenen.' Liberale joden hebben kritiek op Israel in
een algemene zin, maar als het erom gaat werkelijk stelling te nemen,
bijvoorbeeld over desinvestering - 'kijk eens hier, deze bezetting is
een kwaad', dan geven ze niet thuis.
Dat betekent het accepteren van de uitgangspunt dat Israels bezetting
allereerst verantwoordelijk is voor het conflict en daarom ook het
grootste obstakel voor vrede vormt. Tevens, dat Amerika Israels
onbuigzaamheid mogelijk maakt. 'Dertig jaar lang heeft de
presbyteriaanse kerk Israel gevraagd om de bouw van de nederzettingen
te staken en heeft zij bij de Amerikaanse regering aangedrongen om
Israel te beteugelen. We zijn geen centimeter opgeschoten', aldus
Dobald Wagner, presbyteriaan en directeur van het Centrum voor
Midden-Oosten Studies van de North Park Universiteit in Chicago. Hij
is een prominent voorstander van desinvestering. 'Het wordt tijd te
zeggen dat wij geen voordeel gaan trekken uit het leed van anderen.'
Desinvestering kan Caterpillar er misschien niet van weerhouden om
bulldozers aan Israel te verkopen, noch om de economie van het land te
schaden, zo geven voorstanders toe, maar het kan wel de woede
mobiliseren tegen de Israelische acties, wat kan leiden tot druk om de
bezetting te beëindigen. 'Sancties tegen Zuid-Afrika creëerden een
moreel milieu waarin apartheid als zó onwettig in de hoek werd gezet,
dat bedrijven er niet langer mee geassocieerd wilden worden', aldus
Halper. 'Op die manier, denk ik, kunnen christenen invloed hebben. Je
kunt de bezetting zo aan de kaak stellen dat die wel moet veranderen,
en dat Israel zo geïsoleerd raakt dat het een paria wordt.'
Jewish Voices for Peace prezen het presbyteriaanse besluit tot
desinvestering als 'het begin van wat binnenkort een stroom van
kerkelijk gebaseerd activisme kan worden'. Inderdaad, in februari 2005
was het de Wereldraad van Kerken (WCC) die de presbyteriaanse kerk
(PC(USA)) prees en lid-kerken aanmoedigde soortgelijke maatregelen te
nemen. Diezelfde maand publiceerde de UCC een ontwerpresolutie voor
een 'proces van desinvesteringen uit bedrijven die te maken hebben met
Israels illegale bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Strook
van Gaza, de bouw van het 'veiligheidshek' [de Apartheidsmuur] en de
joodse nederzettingen op Palestijns gebied.' In juni volgden de
New-England en Virginia Conferenties van de United Methodisten Kerk
die er voor stemden om hun denominatie te vragen hetzelfde te doen.
In de lente van 2005 riep de Israelische ambassadeur Daniel Ayalon
vertegenwoordigers uit verschillende joodse organisaties in de
Verenigde Staten bijeen om zijn zorgen kenbaar te maken. 'De Israeli's
wilden weten wat de Amerikanen aan het doen waren en of zij de
dreigende desinvesteringen "in de hand" konden houden', zegt rabbijn
Eugene Korn, directeur joodse zaken van het Amerikaans Joodse Congres.
Na een furieus rondje lobbyen overtuigden joodse leiders
UCC–functionarissen ervan om desinvestering niet aan te bevelen op de
synode. En toch, tijdens de synode van juli, aanvaardde de UCC een
resolutie 'om economische pressie aan te wenden, inclusief ...
desinvesteringen uit die bedrijven die weigeren om hun praktijk te
wijzigen van het behalen van winst uit de voortzetting van geweld,
inclusief de bezetting'. Verscheidene joodse groeperingen zeiden de
dialoog op te geven en over te gaan op een meer confronterende
benadering, onder beschuldiging dat de belangrijkste kerkelijke
denominatie overgenomen was door groepen als Sabeel, terwijl ze
zwoeren aan te tonen hoe de boodschap van Sabeel in strijd was met de
door de grote kerken beleden gehechtheid aan een
twee-staten-oplossing. De belangrijkste leiders 'trachten deze
fundamenteel anti-zionistische theologie in overeenstemming te brengen
met hun goede Amerikaanse standpunt dat ze het recht van Israel
steunen op een bestaan in veiligheid en zekerheid', aldus Korn. 'Maar
de kwadratuur van de cirkel is onmogelijk.' Sabeels 'uitgangspunten
voor een Rechtvaardige Vrede in Palestina-Israel' geven aan dat 'het
ideaal, als ook de beste oplossing altijd was om uiteindelijk te
voorzien in een binationale staat in Palestina-Israel'. Dat is ook de
visie van PC(USA) Midden-Oosten verbindingsman Victor Makari. Hij
vertelde aan Jerusalem Report dat 'de door hem geprefereerde
oplossing voor het Israelisch-Palestijnse conflict een gedeelde
democratische staat is'.
De voorstanders van desinvestering zeggen dat het nogal hypocriet is
voor joodse leiders om kabaal te maken over allianties met Palestijnse
christenen die naar men zegt de legitimiteit van Israel en een
twee-staten-oplossing verwerpen, gegeven hun eigen alliantie met
christen-zionisten die de legitimiteit van Palestijnse claims
verwerpen op enig deel van wat zij als joods land beschouwen. Surasky:
'De institutionele allianties met groeperingen, zowel joodse als
christelijke, van de Zionistische Organisatie van Amerika tot en met
Pat Robertson, die zonder meer het recht van de Palestijnen op een
eigen staat verwerpen, daarover worden nooit vragen gesteld.'
Inderdaad, de evangelicalen hebben veel van de vuurkracht tegen
desinvestering geleverd. De controverse over de acties van de UCC
markeren de eerste keer dat christen-zionisten rechtstreeks in de
grote kerken in botsing kwamen met hun broeders over Israel. Al
spoedig nadat de ontwerpresoluties van de UCC waren gepubliceerd,
lanceerde het Internationale Genootschap van Christenen en Joden, door
middel van hun project 'Sta op voor Israel' (mede opgericht door de
voormalige directeur van de Christelijke Coalitie, Ralph Reed), een
petitiecampagne waarin werd aangedrongen op de verwerping ervan. Het
genootschap dat voornamelijk gesteund wordt door evangelicale
christenen lanceerde ook een bredere beweging 'Stop Desinvestering' en
liet zich erop voorstaan duizenden handtekeningen voor petities te
hebben ingezameld bij de belangrijke denominaties alsmede 20.000 faxen
naar Bush te hebben gezonden als reactie op de 'anti-Israel' lobby van
de grote groeperingen.
De anti-desinvesteringscampagne kreeg meer vaart in augustus toen het
MRTI-comité van de PC(USA) zijn lijst van mogelijke doelen voor
desinvestering publiceerde. Alle op één na waren bedrijven waarvan
gezegd wordt dat ze Israels militaire bezetting steunen, inclusief
Caterpillar en Motorola (de uitzondering was Citigroep, die naar men
beweerde, geld had verschaft aan families van Palestijnse
zelfmoordaanslagplegers door middel van een investeringsfonds). 'Sta
op voor Israel' voegde zich snel bij het Amerikaanse Joodse Congres
dat opriep tot investeringen in de bedoelde bedrijven. Het AJ-Congres
kocht zelfs aandelen in Caterpillar om zo een aandeelhoudersresolutie
tegen te werken die door JVP en PC(USA) was ingediend en waarin het
bedrijf gevraagd werd te stoppen met het voorzien van bulldozers voor
huisverwoesting aan het Israelische leger. De resolutie werd met
overweldigende meerderheid van stemmen afgewezen.
Op 11 augustus sprak Eric Yoffie, de leider van het reform-jodendom,
de assemblee van de grote evangelisch-lutherse kerk van Amerika toe.
Yoffie erkende de pijn van Palestijnen en verzekerde opnieuw dat hij
hechtte aan een twee-staten-oplossing maar bezwoer christenen om niet
de impact van terreur uit het oog te verliezen of om alleen Israel de
schuld van het conflict te geven. Hij kreeg een staande ovatie van de
afgevaardigden die kozen voor een beleid van 'Vrede Zonder Muren' dat
gericht was op bewustmaking van wat de scheidingsbarrière voor de
Palestijnen betekende, maar met bekrachtiging van 'constructief
investeren', door middel van zulke initiatieven als het verstrekken
van leningen aan Palestijnse bedrijven en niet zozeer desinvestering.
In oktober besloot de episcopaalse kerk om 'in dialoog te gaan met,
en, waar passend, aandeelhoudersresoluties in te dienen' bij,
bedrijven die in de bezette gebieden opereerden en 'waarvan de
producten of diensten bijdragen aan het geweld tegen een van beide
kanten of bijdragen aan de infrastructuur welke de bezetting steunt en
onderhoudt', maar de kerk legde er tegelijk wel de nadruk op dat het
niet ging om desinvestering.
Joodse groeperingen verwelkomden de episcopaalse en lutherse
besluiten. De ADL gaf krediet aan haar inspanningen en aan die van
andere joodse organisaties om met belangrijke kerkelijke leiders in
dialoog te gaan, gericht op het voorkomen van het gebruik van
economische sancties tegen Israel. Ethan Felson, onderdirecteur van de
Joodse Raad voor Publieke Zaken, vertelde aan The Jewish Week
dat het episcopaalse besluit een 'keerpunt' vormde dat het
gemakkelijker zou maken om soortgelijke voorstellen om zeep te helpen.
Korn schreef de klaarblijkelijke verwerping van desinvestering toe aan
de interreligieuze trip van september, inclusief de ontmoeting bij
Sabeel. Korn: '[De leiders van de grote kerken] zagen voor het eerst
in dat het conflict niet zwart/wit ligt, en dat ze niet simpelweg
Israel van alles de schuld konden geven.' Israels ontkoppeling van
Gaza in augustus zou ook wel eens meegeholpen kunnen hebben om het
momentum voor desinvesteren te blokkeren. 'Het heeft joodse
gemeentelijke organisaties aan een goed argument geholpen om te kunnen
zeggen: "Kijk, Israel wil wel vrede, het trok zich terug uit Gaza"',
aldus Surasky. 'Voor degenen die slechts een oppervlakkige kennis van
zaken hebben, lijkt het wel of Israel een stap in de richting van
vrede deed.'
Begin december besloot het Nationaal Comité van de Democraten unaniem
om desinvestering uit Israel te veroordelen. Het stelde: 'Pogingen om
Israel te isoleren door boycots of acties die de mogelijkheid van
desinvestering inhouden zijn contraproductief voor het vredesstreven.'
Joodse activisten tegen desinvestering hadden krachtig gelobbyd bij
DNC-voorzitter Howard Dean om in actie te komen en de uitspraak was
geformuleerd met hulp van de AIPAC (American Israel Public Affairs
Committee), de Joodse raad voor Publieke Zaken en de Nationale Joodse
Democratische Raad.
'De levenscyclus van deze beweging is er een van jaren, niet van
maanden', stelt Surasky. 'Het is belachelijk voor wie dan ook om nu
victorie te kraaien.' Ds Richard Toll, de voorzitter van de vrienden
van Sabeel-Noord-Amerika, meent dat, hoewel het moge toeschijnen dat
de lutherse en episcopaalse kerken desinvestering hebben verworpen,
zij in essentie de beweging hebben ondersteund. 'Zij hebben het woord
'desinvestering' niet gebruikt; dat is het woord dat de opwinding
veroorzaakte. Ik ben er zeker van dat zij het effect hebben gevoeld.
Maar de episcopaalse kerk heeft precies zo'n plan [als de PC(USA)] ...
De lutheranen, al de dominees, zeggen hetzelfde als de presbyterianen
– dat zij van mening zijn dat het onjuist is om munt te slaan uit de
bezetting.'
Uiteraard, de toekomst van desinvestering als tactiek is heel erg een
open vraag. Begin februari stemde de algemene synode van de Church of
England voor 'moreel verantwoorde investeringen in de Palestijnse
bezette gebieden en, in het bijzonder, om te desinvesteren uit
bedrijven die profijt halen uit de illegale bezetting, zoals
Caterpillar Inc.' Hoewel niet bindend voor het investeringscomité van
de kerk, heeft de stemuitslag een enorme symbolische kracht. Hij werd
gesteund door de aartsbisschop van Canterbury, dr Rowan Williams, de
leider van de wereldwijde anglicaanse gemeenschap. De joodse
veroordeling kwam echter snel en de voormalige aartsbisschop van
Canterbury, Lord Carey of Clifton, meldde dat hij 'beschaamd [was] een
anglicaan te zijn'.
De vooruitzichten voor desinvestering zijn in de Amerikaanse kerken
nog onzeker. De United Methodist Church 'houdt de situatie nauwgezet
in de gaten' en zou haar standpunt op de komende algemene conferentie
kunnen herzien. En de Presbyterian Church zal op haar volgende
algemene assemblee, in juni, besluiten of ze zal vasthouden aan haar
eigen desinvesteringsbeleid waarvan critici beweren dat men dan ook
zou moeten desinvesteren uit bedrijven die zaken doen met het
Palestijns Nationaal Gezag onder de nieuwe HAMAS-regering. Eind
februari stemde de kerkenraad van de PC(USA) van Chicago na een verhit
debat en een pijnlijke woede-uitbarsting over het bijwonen van een
andere ontmoeting met Hizbullah in Libanon door haar
vertegenwoordigers, om een inleidend voorstel te zenden naar de
algemene assemblee waarin er op werd aangedrongen om haar kapitaal
alleen in 'vreedzame ondernemingen' te investeren zoals die 'te maken
hebben met Israel, Gaza, Oost-Jeruzalem en de Westelijke
Jordaanoever', maar het woord 'desinvesteren' werd daarbij vermeden.
'Zolang de presbyterianen nog steeds het vaandel dragen', zegt rabbijn
Korn, 'blijft de dreiging bestaan'. 'Maar de tegenstand is sterk
geweest. De presbyterianen gaan uit hun bol. De anderen hebben zich om
morele en pragmatische redenen teruggetrokken. Zij konden de hoofdpijn
niet aan.'
Maar terwijl de joodse leiders er vertrouwen in mogen hebben dat hun
pogingen om de desinvesteringscampagne te neutraliseren, succesvol
zijn geweest, hebben de recente gebeurtenissen de risico's en de
contradicties aangetoond van de alliantie met de radicalen, die dat
succes had bewerkstelligt. In januari, kort nadat Ariel Sharon een
fatale beroerte kreeg, wekte de oprichter van de Christian Coalition,
Pat Robertson, de algemene woede op door de suggestie dat Sharons
kritieke toestand de goddelijke vergelding was voor het opgeven van
joods land. 'God betoont vijandschap tegenover hen die "mijn land
verdelen"', zo had Robertson uitgelegd in zijn televisieprogramma,
The 700 Club. 'Ik zou zeggen, wee u, tegen elke premier van Israel
die een dergelijke koers inslaat.'
De maand ervoor hield Abe Foxman van de ADL een topbespreking met Eric
Yoffie van de reformbeweging en met andere joodse leiders om een
strategie te ontwerpen om de politieke macht van conservatieve
christelijke groeperingen het hoofd te bieden, terwijl hij verklaarde
dat hij de evangelicale invloed een bedreiging achtte voor het joodse
leven in Amerika. Andere joodse leiders, zoals Korn, hebben tegen
confrontatie geadviseerd uit vrees dat dit de pro-Israel relaties zou
schaden juist op een moment dat de grote groeperingen zo vijandig
zijn. Enkele prominente evangelicalen zijn al begonnen met het maken
van bedekte bedreigingen in die richting. Andere dreigementen waren
minder bedekt. 'Weet je, [Foxman] heeft zichzelf aardig in de nesten
gewerkt, omdat de sterkste ondersteuners van Israel behoren tot de
rechterflank van de kerken, juist de mensen die hij bestrijdt.' Dat
zei Donald Wildmon, oprichter en voorzitter van de American Family
Association – een van de groepen waar Foxman zich tegen richt – tegen
zijn gehoor tijdens een uitzending op 5 december op de door AFA
beheerde American Family Radio. 'Hoe meer hij zegt dat "jullie dit
land vernietigen", weet je, dan komen er mensen die daar genoeg van
beginnen te krijgen en zeggen: "Okay, all right. Als je dat zo
voelt, dan steunen wij Israel niet meer".'
uit: The Nation
(Washington) bam 8 mei 2006
Hasdai Westbrook is redacteur van The Nation
vertaling: Kees Wagtendonk
Verschenen in Soemoed,
jaargang
34,
nummer 4
(juli - augustus 2006)
, pp. 23-27
|