de economie van Gaza - 79 procent van de huishoudens leeft in armoede


Sara Roy




In een van de vele verslagen en berichten die ik de laatste tijd gelezen heb over het economische leven in de Strook van Gaza, trof mij een beschrijving van een oude man die aan de kust van Gaza zijn sinaasappels in zee stond te gooien. Die beschrijving viel mij op doordat ikzelf 21 jaar geleden, tijdens mijn eerste bezoek aan dit gebied, precies hetzelfde tafereel aanschouwd had.



Het was zomer 1985. Een vriendin van mij, Alya, gaf mij een rondleiding. Toen wij langs Gaza's kustweg reden, zag ik langs de kustlijn een oude Palestijnse man staan met een paar dozen sinaasappels naast hem. Ik werd nieuwsgierig en ik verzocht Alya om even te stoppen. De oude Palestijn nam steeds een sinaasappel en gooide deze een voor een in het water. Het was duidelijk niet een spelletje, maar een daad vol pijn en spijt. Zijn bewegingen waren langzaam en moeizaam, alsof het gewicht van elke sinaasappel meer was dan hij dragen kon. Ik vroeg mijn vriendin waarom hij dit deed, en zij legde uit dat hij zijn sinaasappels niet naar Israel mocht uitvoeren, en dat hij ze dan maar liever in zee gooide dan dat hij ze in zijn boomgaarden moest zien wegrotten. Dit tafereel en de indruk die het op mij maakte ben ik nooit vergeten.


politiek & economie

Meer dan twintig jaar later - na vredesakkoorden, economische protocols, routekaarten en gebiedsontruimingen - gooien inwoners van Gaza nog steeds hun sinaasappels in zee. Gaza bevindt zich niet meer op hetzelfde punt waar ik het zo lang geleden aantrof, maar eerder op een veel slechter en gevaarlijker punt. Het is nu een jaar na Israels 'ontruiming' van de Strook van Gaza, die door president George Bush jr. werd toegejuicht als een geweldige kans voor 'het Palestijnse volk om een moderne economie op te bouwen die miljoenen uit de armoede zal verheffen [en] de instellingen en gebruiken zal scheppen die bij vrijheid horen'(1), volgens de Amerikaanse journalist Thomas Friedman een 'Dubai aan de Middellandse Zee'(2). Maar Gaza ondergaat een acute en slopende economische teruggang, die zich kenmerkt door ongekende armoede, werkloosheid, verlies van handel en maatschappelijke achteruitgang, vooral op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs.

Het optimisme toen Israel zich uit Gaza terugtrok sprak ook uit het plan van het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) om Gaza's economie nieuw leven in te blazen. Dit plan, met de naam 'Economische Ontwikkelingsstrategie Strook van Gaza', werd kort na de ontruiming gepubliceerd.(3) Het was niet zozeer een ontwikkelingsplan als wel een opsomming van doelstellingen. Tot de belangrijkste doelstellingen behoorden 'het bereiken van stabiliteit, aaneensluiting en grondbezit om de Palestijnse economie te ondersteunen', alsook 'een doeltreffend economisch beleid voeren om herstel van de Palestijnse economie mogelijk te maken en aldus een veelomvattende ontwikkeling te realiseren'.(4)

Onnodig te zeggen dat de PNA deze doelstellingen niet heeft kunnen verwezenlijken, gegeven de bestaande noodtoestand. Maar het is van belang vast te stellen dat zelfs zonder alle dwangmaatregelen een rationele planning zoals in het plan van de PNA beschreven, eenvoudig zinloos is in een omgeving die zelf zo irrationeel is en gekenmerkt wordt door steeds meer onvoorspelbaarheid, kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Dit is geen nieuw maar een oud probleem, en het vereist een nieuwe benadering. Een benadering die duidelijk maakt dat zolang het politieke milieu onveranderd blijft (of nog slechter wordt), economische ontwikkeling uitgesloten is en de economische planning zich moet concentreren op terreinen die minder kwetsbaar zijn voor druk van buitenaf (bijvoorbeeld opleiding van arbeidskrachten, institutionele ontwikkeling). Anders is planning niets anders meer dan een theoretische en steeds abstractere oefening die tot weinig of geen resultaat van betekenis kan leiden. Dan kan internationale hulp een kritieke rol spelen doordat deze mensen helpt te overleven, maar structurele invloed op de economie heeft ze weinig of niet.

De verpaupering van Gaza's economie is geen toeval, maar opzet, het gevolg van aanhoudend restrictief Israelisch beleid (vooral grensafsluiting), in het bijzonder sinds het begin van de Tweede Intifada zes jaar geleden, en meer recent van het internationale handelsembargo dat de Palestijnen is opgelegd na de verkiezingen en de installatie van de democratisch gekozen HAMAS-regering eerder dit jaar. Echter, een blik op de economie van Gaza bijvoorbeeld aan de vooravond van de opstand, is genoeg om te beseffen dat de verwoesting niet recent is. Toen de Tweede Intifada uitbrak, was Israels politiek van grensafsluiting zeven jaar van kracht, hetgeen geleid had tot een niveau van werkloosheid en armoede dat tot dan toe ongekend was (maar spoedig nog overtroffen zou worden). Toch was de politiek van grensafsluiting zo destructief alleen doordat Gaza's economie een zeer afhankelijke geworden was, aangezien deze economie 30 jaar lang steeds meer in die van Israel geïntegreerd was. Als gevolg hiervan was, toen in 1993 de grens gesloten werd, zelfbedruiping niet langer mogelijk – de middelen ervoor waren er eenvoudig niet. Decennia van onteigening en afbraak hadden Palestina al lang beroofd van zijn potentieel voor ontwikkeling, zodat het vaststond dat er geen levensvatbare economische (laat staan politieke) structuur kon ontstaan.(5)


internationale instellingen: werkelijkheden en voorspellingen

Volgens de Wereldbank maken de Palestijnen op het ogenblik de ergste economische depressie in de moderne geschiedenis mee. De schandalige afkondiging van internationale sancties heeft een verwoestend effect gehad op een economie die door haar extreme afhankelijkheid van externe financieringsbronnen toch al ernstig beperkt was. De PNA is bijvoorbeeld zeer afhankelijk van twee bronnen van inkomsten. De eerste is het jaarlijkse pakket hulp van westerse donoren ter waarde van ongeveer 1 miljard dollar. (Volgens de Wereldbank gaven donoren in 2005 1,3 miljard dollar, respectievelijk aan humanitaire hulp en noodhulp (500 miljoen dollar / 38 procent), ontwikkelingshulp (450 miljoen dollar / 35 procent) en budgettaire hulp (350 miljoen dollar / 27 procent), waarvan veel nu opgeschort is.) De tweede is een maandelijkse afdracht door Israel van 55 miljoen dollar aan douane- en belastingopbrengsten, die door Israel namens de PNA geïnd worden, een inkomstenbron die voor de Palestijnse begroting zonder meer essentieel is, en nu volledig is opgeschort.(6) Israel houdt inmiddels bijna een half miljard dollar achter aan Palestijnse inkomsten die in Gaza brandend nodig zijn.

Het gecombineerde effect van de belemmeringen, vooral de bijna permanente grensafsluiting, heeft een ongekende werkloosheid veroorzaakt, thans in Gaza bijna 40 procent (in 1999 nog geen 12 procent). Palestijnse arbeiders worden al sinds 12 maart 2006 niet meer in Israel toegelaten; Gaza's primaire markt en alle in- en uitgangspunten zijn vrijwel verzegeld sinds 25 juni 2006, toen Israels huidige militaire campagne in Gaza begon.(7) Bovendien zullen de komende vijf jaar 135.000 nieuwe banen nodig zijn alleen al om de werkloosheid op 10 procent te houden.(8) De handel is navenant getroffen. Begin mei 2006 was bijvoorbeeld bij de grensovergang van Karni, waar handelsvoorraden Gaza binnenkomen, de situatie zo dat deze 47 procent van het jaar afgesloten geweest was, met een geschat verlies van 500-600.000 dollar per dag.(9) Daarbovenop komen verliezen in de landbouw die de laatste zes jaar voor zowel Gaza als de Westelijke Jordaanoever op 1,2 miljard dollar geschat worden.

In april 2006 leefde 79 procent van de huishoudens in Gaza in armoede (10) (tegen nog geen 30 procent in 2000), een cijfer dat nu waarschijnlijk nog gestegen is; velen lijden honger. [armoedegrens: minder dan 2 dollar per hoofd per dag te besteden; red.] En als een gezin in Gaza er één afhankelijk gezinslid bij krijgt, neemt de kans dat het gezin in armoede terechtkomt met 3,5 procent toe. De mate van afhankelijkheids die in Gaza wordt aangetroffen, wordt slechts door die in Afrika overtroffen.(11) Zo is het aantal werkende volwassenen in een huishouden een belangrijke matigende factor waar het om armoede gaat. Het is niet verrassend dat inwoners van de Strook van Gaza 23 procent meer kans op armoede hebben dan bewoners van de Westelijke Jordaanoever.

Op het ogenblik worden zo’n 830.000 van Gaza's 1,4 miljoen inwoners door de Verenigde Naties gevoed (dus zonder de hulp van de VN zou 59 procent van de totale bevolking honger lijden), 100.000 van hen pas sinds maart van dit jaar. Allereerst verleent de United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) steun aan 610.000 mensen (allemaal vluchtelingen) en het World Food Program aan 220.000 niet-vluchtelingen (alleen in september 2006 kwamen er al 60.000 bij). Tot de laatsten behoren 136.000 'chronische armen' die voorheen bijstand ontvingen van de PNA.(12)

Gaza's sociaal-economische neergang is nog verergerd door Israels aanval op Gaza's enige elektriciteitscentrale in juni van dit jaar. Deze centrale, die verwoest werd, leverde 45 procent van de elektriciteit in de Strook van Gaza. De stroomstoringen waren uiterst schadelijk voor onder meer de gezondheidszorg, de voedsel- en watervoorziening en de riolering. Kortgeleden verklaarde de Israelische mensenrechtenorganisatie B'tselem dat de aanval op de centrale volkenrechtelijk een oorlogsmisdaad was, aangezien deze tegen een burgerbevolking gericht was.

Verder zijn, sinds Israels militaire invasie in de Strook van Gaza, die bekend staat als 'Operatie Zomerregen', 237 Palestijnen door de Israelische strijdkrachten gedood (van de 382 sinds januari 2006 en 2137 sinds september 2000, voor het merendeel burgers) en 821 gewond. Israel heeft ook minstens 260 raketten en honderden artilleriegranaten afgevuurd, grotendeels op burgerdoelen waaronder regeringsgebouwen, onderwijsinstellingen, tientallen particuliere woningen, zes bruggen, een aantal wegen en vele hectaren landbouwgrond, die alle verwoest werden.(13) (Nota Bene; tussen 29 maart en 27 juni 2006 heeft Israel 112 luchtaanvallen uitgevoerd, 4.251 artilleriegranaten en vijf marinegranaten afgevuurd, daarbij werden 94 inwoners van Gaza gedood, waaronder 35 burgers.)(14)

Volgens de Verenigde Naties zal de totale Palestijnse economie, als er geen verbetering van betekenis optreedt, in 2007 35 procent kleiner zijn dan in 2005, waarmee zij terug zal zijn op het niveau van 1991, en meer dan de helft van de beroepsbevolking zal werkloos zijn.(15) Onlangs hebben de VN prognoses gepubliceerd aangaande het effect van de vermindering van de internationale hulp op de Palestijnse economie. Vergeleken bij 2005 gaan de prognoses uit van een vermindering van de hulp (en daarmee van de overheidsuitgaven) met 30 tot 50 procent, een toeneming van 50 tot 100 procent van de handelsbelemmeringen en een toeneming van 10 tot 20 procent van de belemmering van de stroom van arbeidskrachten naar Israel. In het slechtst denkbare scenario, dat niet onwaarschijnlijk is, zou de vermindering van het Bruto Nationaal Product (BNP) tussen 2006 en 2008 5,4 miljard dollar kunnen bedragen, wat meer is dan heel het Palestijnse BNP in 2005. Van het totaal aantal in 2005 beschikbare arbeidsplaatsen zou 84 procent verloren kunnen gaan.(16) Zelfs bij een gunstiger scenario, schrijft UNCTAD-econoom Raja Khalidi, 'zal de Palestijnse economie imploderen tot een niveau dat al een generatie lang niet meer gekend is'.(17)


de bevolkingsfactor

Iets essentieels om te begrijpen: Het probleem van Gaza is niet alleen een bezettingsprobleem, maar ook een bevolkingsprobleem. Op het ogenblik heeft de Strook van Gaza ruim 1,4 miljoen Palestijnse inwoners, en in 2010 zal dit dicht bij de 2 miljoen liggen. Gaza heeft het hoogste geboortecijfer van de regio: 5,5 tot 6 kinderen per vrouw en de bevolking neemt per jaar met 3 tot 5 procent toe. Van de bevolking is 80 procent jonger dan 50, en 50 procent jonger dan 16 jaar. In die helft van het gebied waarin de bevolking is geconcentreerd is de bevolkingsdichtheid een van de hoogste ter wereld. Alleen al het vluchtelingenkamp Jabalya heeft 74.000 inwoners per vierkante kilometer, vergeleken met 25.000 in Manhattan.

Volgens de jongste gegevens van het 2010-Project van de Harvard Universiteit zal de bevolking van de Strook van Gaza, bij een gemiddelde jaarlijkse groei van rond 3,5 procent, in 2010 gestegen zijn van 1,3 miljoen tot 1,6 miljoen, en in 2028 tot 2,7 miljoen - een verdubbeling ten opzichte van de situatie van dit moment. Voorts zal in 2010 het percentage volwassenen met 24 procent gestegen zijn, hetgeen nieuwe druk zet op de markten voor banen en huizen.(18) Als steeds meer mensen geen werk of woning kunnen vinden - twee essentiële factoren voor huwelijks- en gezinsstructuur - zal de steeds breder wordende kloof tussen vraag en aanbod meer geweld en daarmee een verdere militarisering van de samenleving tot gevolg hebben. Met andere woorden: De demografische factor zal in belangrijke mate het sociaal-economische welzijn (of gebrek daaraan) in de Strook van Gaza bepalen. Zelfs als er een onmiddellijke daling van de vruchtbaarheid zou inzetten, dan zal het aantal jongeren in Gaza nog minstens voor de duur van één generatie toenemen, gezien de omvang van de cohorten die al in aantocht zijn.(19)

De combinatie van een groeiende bevolking en een verschuivende leeftijdsstructuur zet enorme druk op de openbare voorzieningen, vooral onderwijs en gezondheidszorg. Alleen al in het onderwijs bij voorbeeld zal de bevolkingsgroei – nog zonder enige kwaliteitsverbetering – de komende vier jaar 1517 nieuwe leerkrachten en 984 nieuwe klaslokalen vergen. Wil het onderwijs in Gaza het huidige niveau van het onderwijs in de Westelijke Jordaanoever bereiken, dan zijn minstens 7500 nieuwe leerkrachten en 4700 nieuwe klaslokalen nodig. En om in 2010 het huidige niveau van toegang tot de gezondheidszorg te handhaven zal de Strook van Gaza 425 nieuwe artsen, 520 nieuwe verpleegkundigen en 465 nieuwe ziekenhuisbedden nodig hebben.(20)

een economische prognose

De toegebrachte schade – de huidige en de toekomstige – wordt niet hersteld door eenvoudig de grond van Gaza 'terug te geven', 9000 Israelische kolonisten te laten vertrekken en aan de Palestijnen bewegingsvrijheid te geven plus het recht om fabrieken te bouwen in een wat groter maar geïsoleerd en omsingeld Gaza. De talrijke problemen van Gaza kunnen niet worden aangepakt als zijn groeiende bevolking opgesloten zit in een fysiek beperkt gebied met beperkte middelen. Bevolkingsdichtheid is niet alleen een probleem van mensen, maar juist ook van middelen, vooral arbeidsmarkten. Zonder externe toegang tot arbeidsplaatsen en het recht om te emigreren, geblokkeerd in het Plan voor Ontruiming van Gaza en in Olmerts hergroeperingsplan, zal de Strook een gevangenis blijven waar geen enkele vorm van economische ontwikkeling mogelijk is.

In 2005 heeft de internationale gemeenschap (bij monde van de Ad Hoc Verbindingscommissie) al geconcludeerd dat de belangrijkste factor in de economische neergang van Palestina niet de vermindering van de hulp is, maar de beperkingen op de bewegingsvrijheid en op de vrije toegang en de opschorting van de afdracht van inkomsten. De conclusie was zelfs dat, zolang er geen politiek akkoord is (dat grotere vrijheid van beweging naar Israel en daarbuiten mogelijk zou maken), internationale hulp de Palestijnen slechts kan helpen te overleven en niets meer dan dat.

Gaza's netelige situatie is urgent, want zoals de eerdergenoemde Khalidi schrijft: 'Zelfs als wij uitgaan van volledig herstel van de donorhulp en verlichting van de beperkingen op de mobiliteit in 2008, dan nog zou de daling van het bruto nationaal product en van de werkgelegenheid doorzetten. Dit suggereert dat de huidige teruggang langdurige schadelijke effecten op de economie zal hebben die zullen blijven zelfs als de ongunstige condities later verlicht worden.'(21)



noten


1 The White House, Office of the Press Secretary, 'President [George] Bush Commends Israeli Prime Minister [Ariel] Sharon', 14 april 2004.
2 Zie mijn analyse van het ontruimingsakkoord in: '"A Dubai on the Mediterranean"', in The London Review of Books van 3 november 2005.
3 Ministery of National Economy and Ministery of Planning, Gaza Strip Economic Development Strategy, Palestijns Nationaal Gezag, september 2005.
4 Ibidem.
5 Roy, S., '"A Dubai on the Mediterranean"'.
6 Samad Assad, 'Forecast for Palestinian Economic Survival', Palestine Center Information Brief, Nummer 135, 18 april 2006.
7 United Nations, The Humanitarian Monitor-Occupied Palestinian Territory, Nummer 4, augustus 2006, p. 1.
8 Program on Humanitarian Policy and Conflict Research, Harvard University, Gaza 2010: Human Security Needs in the Gaza Strip, Population Projections for Socio-economic Development in the Gaza Strip, Working Paper Nummer 1, mei 2006, Cambridge MA, p. 18.
9 United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA), Situation Report: The Gaza Strip, 3 mei 2006.
10 United Nations, The Humanitarian Monitor, p. 7.
11 Harvard University, Population Projections for Socio-economic Development in the Gaza Strip, p. 15.
12 Steven Erlanger, 'As Parents Go Unpaid, Gaza Children Go Hungry', The New York Times van 14 september 2006, p. A11.
13 Palestinian Centre for Human Rights (PCHR), Weekly Report: A Special Issue on the 6th Anniversary of the al-Aqsa Intifada, Nummer 38/2006, 21-27 september 2006, p. 2.
14 Palestinian National Initiative, 'The Forgotten People: The Despair of Gaza One Year After the 'Disengagement', 14 september 2006, http://www.amin.org.
15 Raja Khalidi, 'Palestinian Collapse Hurts All', in Ha'aretz (Tel Aviv) van 17 september 2006.
16 Ibidem.
17 Ibidem.
18 Harvard University, Population Projections for Socio-economic Development in the Gaza Strip, pp. 13-16, 20.
19 Ibidem, p. 13.
20 Ibidem, p. 21.
21 Raja Khalidi, 'Palestinian Collapse Hurts All' (zie noot 9).


bron: Counterpunch, 4 oktober 2006

Sara Roy is als hoogleraar verbonden aan het Center for Middle Eastern Studies van de Harvard University. Sinds 1985 doet zij onderzoek naar economische, sociale en politieke ontwikkelingen in de Strook van Gaza en naar Amerikaanse hulp aan dit gebied.

vertaling: Paul Kuiper


Verschenen in Soemoed, jaargang 34, nummer 6 (november - december 2006)
, pp. 6-8