procedureslag
rond zaak-Sharon Even recapituleren: Het proces tegen vier Rwandezen voor
het Hof van Assisen in Brussel in 2001 wegens genocide bracht slachtoffers
van volkerenmoord, oorlogsmisdaden, moordpartijen en van dictators
allerhande op ideeën. Ook Arabieren en Palestijnen. Op 31 mei dienden
twee Arabieren een klacht in tegen de eerste minister van Israel. De zaak
werd echt ernstig toen 28 slachtoffers en nabestaanden van de slachting in
Sabra en Shatila op 18 juni op hun beurt klacht indienden en zich
burgerlijke partij stelden. Hun getuigenissen haalden de internationale
pers en leidden tot spanningen tussen België en Israel. De staat Israel was er het eerst bij om advocate Michèle
Hirsch, die met succes had gepleit voor de burgerlijke partijen in het
Rwanda-proces, onder de arm te nemen. Zij probeerde de geldigheid van de
genocidewet, die zij eerder met vuur had verdedigd, onderuit te halen.
Nadien nam Sharon, toen hij zich realiseerde dat het om een ernstige zaak
ging, een eigen advocaat, mr. Adrien Masser, in dienst. De verdediging probeert nog steeds de geldigheid van de
genocidewet, die berechting van een verdachte toestaat in België voor
feiten die om het even waar, om het even wanneer zijn gepleegd, te
betwisten. Met een zeker succes: Op 5 september werd het onderzoek naar de
zaak opgeschort. Onderzoeksrechter Patrick Collignon vroeg de KIB te
onderzoeken of de procedure en het onderzoek tegen Sharon geldig zijn. Het is mogelijk dat de KIB de zaak doorschuift naar het
Arbitragehof. Dit hof is een typisch Belgische instelling. Het spreekt
zich niet uit over een wet zelf, maar kan enkel al dan niet vaststellen of
een wet discriminaties bevat. En hoeft daarvoor niet alleen juridische
argumenten in overweging te nemen. Het hof heeft al moeten oordelen over
klachten van ontevreden belastingbetalers e.d. Ook de samenstelling van
het hof is merkwaardig. De helft van de rechters zijn beroepsmagistraten,
de andere helft bestaat uit tot rechter benoemde politici van de diverse
politieke partijen. Eens benoemd moeten ze wel al hun politieke
activiteiten opgeven, maar de politiek is een belangrijk element in de
beslissingen van het hof. Vandaar dat de verdediging van Sharon graag de
zaak daar wil krijgen. Op de eerste zitting van de KIB op 28 november vroeg mr.
Masset om een prejudiciële vraag te stellen aan het Arbitragehof. Hij
ziet immers enkele discriminaties in de genocidewet. Zo kan om het even
wie om het even welke buitenlandse minister aanklagen, maar geen Belgische
ministers ter verantwoording roepen. Die hebben wel immuniteit. Verder
voorziet de wet dat betichten voor een Hof van Assisen, met een volksjury,
moeten verschijnen terwijl Belgische ministers enkel door rechters van het
Hof van Cassatie, de hoogste juridische instantie, kunnen worden berecht. Op 26 december verwierpen de advocaten van de burgerlijke
partijen die redenering: het verschil in behandeling zit immers niet in de
genocidewet, maar in de Belgische grondwet. En, zo merkten ze op, in alle
landen bestaan er zulke verschillen in behandeling om te verhinderen dat
de instellingen via reeksen processen en gedingen zouden worden ondermijnd
en ontwricht. Mr. Masset had ook de diplomatieke immuniteit van Sharon
ingeroepen en geargumenteerd dat de hem ten laste gelegde feiten werden
gepleegd vóór de wet werd goedgekeurd. Ook die argumenten vonden geen
genade bij de advocaten van de aanklagers. Op 23 januari 2002 worden de
debatten voor de KIB afgerond met een pleidooi van de verdediging. Daarna
moet de KIB een beslissing treffen: het stellen van een prejudiciële
vraag aan het Arbitragehof, groen of rood licht voor vervolging. Hoe het ook afloopt, Sharon blijft in de 'vuurlinie' van
advocaten liggen. Zes Palestijnen, die zich verenigden onder de naam
'Gerechtigheid en vrede voor het Palestijnse volk', dienden op 22
december een nieuwe klacht in tegen Sharon wegens genocide, misdaden tegen
de menselijkheid en oorlogsmisdaden. (Evenals in de zaak Sabra en Shatila
gaat ook deze klacht niet alleen tegen Sharon, maar ook tegen andere
verantwoordelijken). De klagers zijn vaders van zes kinderen tussen de 11
en 14 jaar die tijdens de tweede, nog voortwoedende Intifada werden
gedood. Van Israelische kant wordt gepoogd de Palestijnen met
gelijke munt te betalen. Op 26 november diende de 'Vereniging van
slachtoffers van terreur', die uit een dertigtal Israeli's en Belgen
bestaat, een klacht in tegen de Palestijnse president Yasser Arafat wegens
moord op joden en niet-, of onvoldoende ernstige berechting van
Palestijnen die zich schuldig maakten aan moord. Op 17 december werd een
tweede gelijkaardige klacht ingediend. In deze zaken zijn er nog geen
gerechtelijke stappen gezet. Het is evenmin duidelijk welke argumenten de
klagers aanvoeren om Arafat te betichten. Paul Vanden Bavière is publicist te Antwerpen en
uitgever van 'Uitpers. Webzine voor internationale politiek', te vinden
op: http://www.uitpers.be
Verschenen in Soemoed, jaargang 29, nummer 6 (december 2001), pp. 36-37.
|