dreiging van 'transfer' in de context van een oorlog tegen Irak

  

Robert Blecher

  

De omvangrijke berichtgeving in de media omtrent Israel en Palestina lijkt 'transfer' van Palestijnen uit de Bezette Gebieden tot een hersenschim te maken. Maar ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar tonen aan dat Israel, met steun van de Verenigde Staten, erin kan slagen om oorlogsmisdaden voor te stellen als een te betreuren maar natuurlijk gevolg is van oorlog. Zullen wetenschappers over 55 jaar de verdrijving van Palestijnen uit de resterende 22 procent van het historische grondgebied van Palestina zien als een betreurenswaardig, maar begrijpelijk gevolg van de oorlog tussen Israel en de Palestijnen en die tegen Irak? 

'Transfer' - eufemistische term voor verdrijving van Palestijnen uit Israel-Palestina - kan vandaag de dag meer op legitimiteit rekenen dan in de jaren die sinds 1948 - jaar van de stichting van de staat Israel en van de eerste Arabisch-Israelische oorlog - zijn verstreken. Enkele decennia lang weigerden joods-Israelische leiders over de achterkant van de oorlog in 1948 te spreken: Israels verantwoordelijkheid inzake de 750.000 Palestijnse vluchtelingen, waarvan de nakomelingen nog altijd moeten terugkeren of gecompenseerd moeten worden. Begin jaren tachtig verbrak rabbi Meir Kahane, de leider van de uiterst rechtse Kach Partij, het taboe, door de verdrijving van Palestijnen uit Israel en de Bezette Gebieden te bepleiten. Echter, in 1988 werd zijn partij op grond van haar racistische en anti-democratische karakter verboden.

Het idee van verdrijving van Palestijnen werd nieuw leven ingeblazen door de Moledet Partij onder leiding van Rehvam Ze'evi. Deze laatste - die een produkt is van de hoofstroming binnen de [sociaal-democratische] Arbeidspartij - verwees expliciet naar de oorlog van 1948 voor wat betreft zijn eigen agenda. Ironisch genoeg stemde Ze'evi's versie van de zionistische geschiedenis overeen met die van de zogeheten Nieuwe Historici in Israel, die ongeveer tezelfdertijd gedetailleerd bewijsmateriaal verzamelden inzake Israels verantwoordelijkheid voor het creëren van het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk. Ze'evi hemelde deze geschiedenis op, terwijl de Nieuwe Historici een kritischer oordeel velden. Beiden werden er overigens van beschuldigd de 'authentieke' zionistische geschiedschrijving te verdraaien.

In de nasleep van de Oslo-Akkoorden van 1993 heeft zorg over de toekomst van de joodse staat ertoe geleid, dat 'transfer' in de dominante stroming binnen de Israelische politiek terecht is gekomen. Vooral na het uitbreken van de huidige intifada, zijn eerdere momenten van Palestijnse onteigening - in het bijzonder in 1948 - openlijk aangeroepen als modellen voor het neerslaan van het Palestijns verzet. Sinds de vestiging van de staat Israel is er nog nooit zo'n breed besef geweest omtrent de rol van de zionistische beweging bij de verdrijving van de Palestijnen. Na twee jaar intifada, waarin het Israelische leger niet in staat is gebleken om de opstand neer te slaan, is de slogan 'Laat het leger winnen' omgevormd in de eis 'Maak het karwei af' dat 55 jaar eerder is begonnen. De verdrijving van de Palestijnen is niet langer zionistische ketterij, maar eerder de ware aard van het zionisme. Etnische zuivering is het openlijk uitgedragen programma en de mogelijke toekomst van de staat. De 'demonen van de Nakba' [een term van de Nieuwe Historicus Ilan Pappé; al-Nakba is Arabisch voor 'de catastrofe'; red.] zijn teruggekeerd om in Israel rond te waren. Deze 'demonen' hebben zelfs de pionier onder de Nieuwe Historici die hen boven water heeft gehaald, weten te verleiden: Benny Morris stak onlangs de loftrompet over etnische zuivering in een artikel in het Britse dagblad The Guardian.

'wonderoplossing'

Daar waar een niet-verontschuldigend bewustzijn inzake 'transfer' is gegroeid, de notie van het begrip 'transfer' zèlf inmiddels verbreed. Toen Rehavam Ze'evi dit idee in de jaren tachtig naar voren bracht, bepleitte hij de verdrijving van de Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza. Vandaag de dag is de notie 'transfer' verbreed en is tevens gericht tegen Palestijnen met een Israelisch staatsburgerschap. Politici uit de linkse hoek, uit het centrum en uit de rechtse hoek zijn het erover eens dat de 'transfer van het staatburgerschap' [d.w.z. Palestijnen in Israel worden formeel staatsburgers van de te vormen Palestijnse staat (lees: bantoestan), m.a.w. verliezen hun Israelische nationaliteit, maar beschikken wel over een permanente verblijfsvergunning (!) in Israel; red.] een oplossing biedt voor het 'demografische probleem' in Israel binnen de grenzen van 1967. Zoals de minister van Infrastructuur Effi Eitam het stelde: 'Wat de Arabieren [Palestijnen] betreft, als je hen niet langer stemrecht geeft, heb je geen demografisch probleem.'(1)

Door de aandacht te vestigen op extreme uitspraken van rechtse politici, wordt aan het zicht onttrokken hoezeer er binnen brede lagen van de Israelische samenleving steun bestaat voor het ontnemen van burgerrechten aan de Palestijnen. Een substantieel deel van het Israelische publiek deelt de opvatting, dat de aanwezigheid van Palestijnen in Israel en op de Westelijke Jordaanoever op zich al een bedreiging vormt voor de toekomst van de joodse staat. Uit een opiniepeiling, uitgevoerd door de Universiteit van Tel Aviv in maart 2002, bleek dat 46 procent van de joodse Israeli's de 'transfer' van Palestijnen uit de Westelijke Jordaan­oever steunt en 31 procent eenzelfde behandeling voorstaat voor de Israelische Palestijnen; 60 procent van de ondervraagden verklaarde dat zij het idee onderschreven om de Israelische Palestijnen 'ertoe aan te zetten' Israel te verlaten; en ruim 80 procent sprak zich uit tegen het betrekken van Palestijnen bij de besluitvorming over kwesties die van nationaal belang worden geacht.(2)

Velen zijn van mening dat deze cijfers een vertekend beeld geven van de steun die er onder het publiek bestaat voor 'tranfer', aangezien veel joodse Israeli's zich ervoor generen om toe te geven dat zij een onethische politiek steunen. 'De resultaten van de opiniepeiling vormen helaas een afspiegeling van wat ik vrijwel dagelijks waarneem', stelt Knesset-lid Yuli Edelstein. 'Overal hoor ik het uitspreken en niet alleen op begrafenissen. Het grote publiek verkeert in een dermate staat van angst en vrees, dat elke wonderoplossing die wordt voorgesteld, onmiddellijk warm wordt ontvangen.'(3)

De op handen zijnde oorlog met Irak zou de voorwaarden voor een dergelijke 'wonderoplossing' kunnen creëren, hoewel de bestaande oorlog tegen de Palestijnen 'transfer' al tot een realiteit heeft gemaakt. Duizenden Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever zijn al 'stilletjes getransferd' (...). In Israel zelf 'transfert' discriminatie op etnische grondslag effectief uit het publieke domein. Naarmate de bomaanslagen Israelische steden in de frontlinie hebben gebracht, is de stedelijke leefomgeving een grens geworden waar de Israelische Palestijnen veelal buiten gesloten worden. Op posters en reclameborden, in taxi's en in huiskamers, op radio en op televisie wordt etnische zuivering bepleit, niet alleen om het Palestijns verzet in de Bezette Gebieden te kunnen onderdrukken, maar ook om de oproepen van Palestijnse burgers van Israel omtrent gelijkheid te neutraliseren. Ook al komt het niet opnieuw tot massale verdrijving, van de discussie over 'transfer' gaat op zich een druk uit naar de Palestijnse burgers van Israel, die er steeds opnieuw aan herinnerd worden dat zij slechts tijdelijke bewoners van hun eigen land zijn.

onder de dekmantel van oorlog

Hoewel geweld van meet af aan een eerste vereiste is geweest bij de vestiging van joden in Palestina, waren regionale oorlogen voor de zionisten en de Israeli's noordzakelijk om hun wensdroom om te leven in 'een land zonder een volk' te realiseren. De oorlog van 1948 was slechts een eerste stap in dit proces. Aan de vooravond van de Sinaï-campagne van 1956, stelde het Israelische leger plannen op m.b.t. de verdrijving van Palestijnen uit het noordelijk/centraal gelegen deel van Israel, dat met 'de Kleine Driehoek' wordt aangeduid.(4) In de jaren zestig gaf de toenmalige kolonel Ariel Sharon zijn ondergeschikten de opdracht na te gaan hoeveel bussen nodig zouden zijn om 300.000 Palestijnen uit het noordelijk deel van Israel te 'tranferen' in geval er een oorlog uitbrak.(5) Dergelijke planning bleek in de Juni-Oorlog van 1967 van pas te komen, toen 200.000-300.000 Palestijnen op de vlucht sloegen en van de Westelijke Jordaanoever werden verdreven, sommigen in bussen waarop was geschreven 'een vrije doorgang naar Amman' [de hoofdstad van Jordanië; red.]. Anderen, met name degenen die in de Latrun-regio woonden, trokken zelf weg, na bedreigd te zijn, aldus Uzi Narkiss, in 1967 bevelhebber van het Centrale Commando [midden-Israel; red.]: 'We arriveerden in de ochtend en zeiden "Iedereen naar Ramallah ..." Vervolgens maakten we de dorpen met de grond gelijk en nu is daar het Canada Park.'(6) Thans, 35 jaar na de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza, hangt de dreiging van twee samenvallende oorlogen - de intifada en die rond Irak - de Palestijnen opnieuw boven het hoofd.

In de afgelopen twee jaar heeft de Israelische regering het Palestijnse militantisme aangegrepen om de verdrijving van Palestijnen vanuit de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza te rechtvaardigen. De verwoesting van woonhuizen, aanvallen met raketten, individele deportaties en het intrekken van verblijfsvergunningen of het Israelisch staatsburgerschap zijn overschaduwd door de verdrijving van hele woonwijken. Het meest beruchte voorbeeld in dit verband is de verwoesting van het centrum van het vluchtelingenkamp bij Jenin, gedurende 'Operatie Beschermend Schild' in april 2002.

(...)

De op handen zijnde oorlog met Irak belooft voor de Palestijnen weinig goeds. Op de lange termijn - terwijl de Verenigde Staten Israels nationale veiligheidspolitiek imiteren waarbij openlijke agressie doorgaat voor legitieme zelfverdediging - zullen de Palestijnen zich in een wereld bevinden, waarin soevereiniteit en zelfbeschikking weinig betekenis meer hebben. Op de korte termijn belooft de oorlog het zicht van de internationale gemeenschap op ontwikkelingen in de Bezette Gebieden verder te verminderen, hetgeen de weg zal vrijmaken niet alleen voor een interne 'transfer', maar ook voor massale verdrijving. In het verleden hebben de Verenigde Staten tegengestribbeld bij het vooruitzicht op regionale instabiliteit die van een dergelijke ontwikkeling het gevolg zal zijn. Nu echter dreigt het vooruitzicht op regionale instabiliteit sowieso - gegeven het ogenschijnlijke Amerikaanse streven om de kaart van het Midden-Oosten grondig te wijzigen - m.a.w. los van wat ook Israel doet. Als de troon van koning Abdullah van Jordanië komt te wankelen, of als er een oorlog met Syrië uitbreekt, dan zou de Israelische regering wel eens tot de conclusie kunnen komen, dat zich nooit meer zo'n gunstige kans zal voordoen om het konflikt met de Palestijnen te beslechten.

De verhoogde aandacht van de media voor Israel en Palestina lijkt, in combinatie met de internationale gevoeligheid t.a.v. etnische zuivering, een dergelijke drastische koers in de weg te staan. De gebeurtenissen in de afgelopen twee jaar weerleggen evenwel de notie, dat documentatie van Israelische oorlogsmisdaden voldoende is om internationaal ingrijpen te doen plaatsvinden. Ondanks de unanieme overeenstemming van mensenrechtenorganisaties dat Israel bewust Palestijnse burgers tot doelwit heeft gemaakt, is Israel er met steun van de Verenigde Staten in geslaagd zijn akties te presenteren als betreurenswaardige, maar natuurlijke gevolgen van oorlogvoering.

(...)

De Palestijnen hebben bewezen dat zij het vermogen hebben om weerstand aan Israelische plannen te bieden. Er kan evenwel geen twijfel bestaan over Israels overweldigende militaire macht. Zullen wetenschappers over 55 jaar de verdrijving van Palestijnen uit de resterende 22 procent van het historische grondgebied van Palestina zien als een betreurenswaardig, maar begrijpelijk gevolg van de oorlog tussen Israel en de Palestijnen en die tegen Irak?

 

 

noten

 

1 Ha'aretz van 9 april 2002.

2 De volledige resultaten van de opiniepeiling kunnen worden gevonden op www.tau.ac.il/jcss/memoranda/memo60.pdf

3 Ha'aretz van 19 maart 2002.

4 Ha'aretz van 5 april 2002.

5 Ha'aretz Musaf van 2 september 1988.

6 Ha'aretz Musaf van 21 oktober 1988.

 

fragmenten uit: Blecher, R., 'Living on the Edge - The Threat of "Transfer" in Israel and Palestine', gepubliceerd in Middle East Report, nummer 225 (Winter 2002), pp. 22-29.

 

Robert Blecher is assistant professor of history aan de Universiteit van Richmond.

 

vertaling: Koen Bos

 

 

Verschenen in Soemoed, jaargang 30, nummer 6 (november - december 2002), pp. 22-24