HAMAS versterkt positie, algemene verkiezingen uitgesteld

 

Jochem van Oosten


Afgelopen 23 december en 27 januari vond in de Bezette Gebieden de eerste ronde van gemeenteraadsverkiezingen plaats. Daarbij wist HAMAS op de Westelijke Jordaanoever 27 procent en in de Strook van Gaza 65 procent (!) van de stemmen te krijgen, tegenover FATAH 46, respectievelijk 22 procent (zie het vorige nummer van Soemoed).

Op 5 mei vond de eerste fase van de tweede ronde van de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Daarbij ging het om de samenstelling van 76 gemeenteraden op de Westelijke Jordaanoever en 8 in de Strook van Gaza.

Hoewel FATAH het op 5 mei beter heeft gedaan dan in de eerste ronde - zij won op basis van een voorlopige uitslag (zie onder) de meerderheid in zo'n 50 gemeenteraden (66 procent), tegenover HAMAS in 30 (39 procent) - bleek uit de cijfers wel, dat het zwaartepunt van FATAH naar het platteland is verschoven, terwijl HAMAS - ten koste van FATAH - in grote bevolkingscentra als Rafah, Qalqilya, Betlehem, Burayj en Sa'air, een sterke positie heeft weten te verwerven. In drie gemeenten - Rafah, Burayj en Bayt Lahya - is de uitslag door FATAH bij de Kiesraad aangevochten. Met succes. In de tweede en laatste fase van de tweede ronde van de gemeenteraadsverkiezingen, die in juni zal plaatsvinden, zullen de inwoners daar opnieuw naar de stembus moeten gaan. Dit alles tot woede van HAMAS, die de uitspraak van de Raad toeschreef aan de vermeende pro-FATAH-oriëntatie van zijn leden.

Het heeft de verstandhouding tussen HAMAS en FATAH vanzelfsprekend geen goed gedaan. Deze zou verder verslechteren, nadat de Oude Garde van FATAH in de Palestijnse Wetgevende Raad (het parlement van het Palestijns Nationaal Gezag, PNA) is gaan tornen aan de spelregels van de algemene verkiezingen, die voor 17 juli a.s. gepland stonden. In de Verklaring van Cairo van 17 maart jl. (zie het redactioneel van het vorige nummer van Soemoed), was - ook door FATAH - overeengekomen, dat de ene helft van de 132 parlementsleden zich op persoonlijke titel en in hun eigen district kandidaat zou stellen, terwijl de andere helft zich op basis van evenredige vertegenwoordiging en via landelijk lijsten aan de kiezer zou presenteren. Niettemin nam het door FATAH-leden van de Oude Garde gedomineerde parlement op 18 mei een wetsontwerp aan, waarin bovengenoemde verdeelsleutel op tweederde, respectievelijk eenderde vastgesteld bleek te zijn - een poging van de Oude Garde om herverkiezing veilig te stellen.

Om over deze kwestie niet met HAMAS in conflict te komen, weigerde PNA-president Abu Mazen vervolgens het aangenomen wetsontwerp te tekenen en zo tot wet te verheffen. Daarbij zal hebben meegespeeld, dat Abu Mazen zèlf eigenlijk voorstander is van een systeem dat geheel op evenredige vertegenwoordiging is gebaseerd, om zich zo van een deel van de Oude Garde binnen FATAH te kunnen ontdoen.

Zonder wet geen verkiezingen, hetgeen de Verkiezingscommissie ertoe heeft gebracht te adviseren de verkiezingen tot nader datum uit te stellen. Op 4 juni is dit advies door Abu Mazen overgenomen. Uitstel kwam de PNA-president niet slecht uit. Het zal hem tijd geven om binnen zijn sterk verdeelde FATAH-organisatie orde op zaken te stellen. Bovendien hoopt hij politieke munt te kunnen slaan uit de ontruiming door Israel van de Strook van Gaza, die voor medio augustus gepland staat en die nu aan de algemene verkiezingen vooraf zal gaan.

HAMAS voelt zich bedonderd en ziet in uitstel vooral een kunstgreep om haar invloed binnen het parlement op zijn minst in de tijd naar achteren te schuiven. Afspraken, zoals in de Verklaring van Cairo vastgelegd, zijn geschonden. Op zijn beurt heeft HAMAS gedreigd zich niet langer gebonden te achten aan andere punten die in Cairo zijn overeengekomen, zoals het inachtnemen van een 'kalmte', waarbij HAMAS en andere verzetsorganisaties zich van gewapende acties tegen Israel onthouden, tenzij door dat land aangevallen. (JvO)



Jochem van Oosten is politicoloog en redacteur van Soemoed

 

Verschenen in Soemoed, jaargang 33, nummer 3 (mei - juni 2005), pp. 6-7