regime-wisseling in Syrië ? Robert Soeterik
|
De afgelopen
weken is de druk op de machthebbers in Syrië verder opgevoerd.
De Verenigde Staten zijn - samen met Frankrijk - de drijvende kracht
achter deze politiek. Is Washington uit op regime-wisseling in Damascus?
Vooralsnog lijkt deze geen prioriteit te hebben. De neo-conservatieven binnen en buiten de regering van George Bush jr. kunnen zich in de handen wrijven. Want de confrontatiepolitiek jegens de machthebbers in Syrië die zij bepleiten, begint goed van de grond te komen. Elementen van deze politiek zijn door hen al in juni 1996 neergelegd in een beleidsnota - A Clean Break, A New Strategy for Securing the Realm (1) - die zij voor de toenmalige Likoed-premier van Israel (!), Binyamin Netanyahoe, opstelden. Met steun van pro-Israelische en christelijk-Rechtse lobbygroepen en denktanks, nam het Amerikaanse Congres eind 2003 met overweldigende meerderheid The Syrian Accountability and Lebanese Sovereignty Restoration Act aan. Op grond van Syrische steun aan 'terroristische organisaties', het ontwikkelen van massavernietigingswapens en de bezetting van Libanon. De wet vormt de juridische basis voor een reeks sanctiemaatregelen op het economische en diplomatieke vlak. Onverwachte steun voor een confrontatiepolitiek jegens de machthebbers in Syrië kwam het jaar daarop (2004) van de Franse president Jacques Chirac. Frankrijk onderhoudt van oudsher nauwe betrekkingen met Libanon en voelde zich geroepen de groeiende weerzin in Libanon tegen de aanhoudende Syrische bezetting internationaal aan de orde te stellen. Vooral nadat Syrië - als zoveelste bewijs dat het in Libanon de dienst uitmaakt (sinds 1976 is Damascus daar met een troepenmacht/bezettingsmacht aanwezig) - in het Libanese parlement de verlenging van het mandaat van de zittende president en politieke bondgenoot, Emile Lahoed, had weten door te drukken. Toen het die richting op leek te gaan, nam Frankrijk het initiatief om, in nauwe samenwerking met de Verenigde Staten, de zaak in de VN-Veiligheidsraad aan te kaarten. Dit mondde uit in Resolutie 1559 (2 september 2004), waarin Syrië onder meer wordt gesommeerd zijn troepenmacht en veiligheidsdiensten onverwijld uit Libanon terug te trekken. De Libanese autoriteiten dienen op hun beurt de diverse Libanese en niet-Libanese milities van shi'ieten (Hizbullah) en Palestijnen te ontwapenen. Vooral deze laatste eis past uitstekend in de pro-Israelische agenda van de neo-conservatieven, die tevens konden vaststellen dat de Amerikaanse confrontatiepolitiek jegens de machthebbers in Syrië inmiddels tot een VN-politiek was verbreed. De Syrische machthebbers moeten aanvankelijk gedacht hebben dat zij het signaal dat van Resolutie 1559 uitging konden negeren. Mogelijk hebben zij voorstanders in Libanon van de Frans-Amerikaanse confrontatiepolitiek met geweld het zwijgen willen opleggen. Meest geruchtmakend is in dit verband de moordaanslag geweest op oud-premier Rafiq Hariri op 14 februari van dit jaar. Op aandringen van de Verenigde Staten (die - veelzeggend - onmiddellijk zijn ambassadeur uit Damascus terugriep) en Frankrijk is vervolgens door de VN-Veiligheidsraad een speciale onderzoekscommissie in het leven geroepen, die de toedracht van het gebeuren moet onderzoeken. Beducht voor meer internationale druk had Syrië toen al besloten zijn troepenmacht uit Libanon terug te trekken. In een tussentijdse reportage is Syrië door de commissie gebrek aan medewerking verweten, temeer daar zij betrokkenheid van hoge Syrische functionarissen niet uitsluit. Het heeft de VN-Veiligheidsraad ertoe aangezet om Syrië de duimschroeven verder aan te draaien in de vorm van Resolutie 1636 van 31 oktober (unamiem aangenomen!). Wel beschouwd wordt de Syrische machthebbers nauwelijks nog enige manoeuvreerruimte gelaten, zodat het voor Damascus langzamerhand buigen of barsten wordt. Wanneer er inderdaad van betrokkenheid van hoge Syrische functionarissen sprake is geweest, dan zal dit de positie van het Syrische regime als geheel in gevaar kunnen brengen. Want in Syrië worden alle belangrijke besluiten - ongetwijfeld ook wanneer het zou gaan om de liquidatie van een prominent politicus uit een buurland - genomen door een kleine groep machthebbers. Nogal wat van hen zijn door familierelaties hecht met elkaar verbonden en zullen in het verlengde daarvan in een crisissituatie de rijen sluiten. Omgekeerd geldt, dat wanneer een van hen valt, anderen zullen volgen. Zijn de Verenigde Staten met het opvoeren van de druk uit op regime-wisseling in Damascus? Vooralsnog lijkt deze geen prioriteit te hebben. Belangrijkste reden is dat in Syrië een georganiseerd politiek alternatief afwezig is - een gevolg van decennialange onderdrukking van andersdenkenden. Bovendien wordt binnen de oppositie een prominente plaats door de Moslim Broederschap ingenomen. Deze organisatie is soennitisch-islamistisch georiënteerd en in het recente verleden in een bloedige confrontatie met het regime verwikkeld geweest. Voor velen in de Syrische samenleving, evenals voor de Verenigde Staten, is de broederschap bijgevolg geen aantrekkelijk politiek alternatief. Een ongecontroleerde machtswisseling zal volgens hen slechts tot chaos leiden, getuige het voorbeeld van Irak. Bovendien lijken de Verenigde Staten een andere prioriteit te hebben, die door de situatie in Irak is ingegeven. Strikt Syrisch toezicht op de honderden kilometers lange grens met Irak wordt door Washington gezien als een belangrijke voorwaarde voor het onder controle krijgen van de opstand in enkele soennitisch-Arabische provincies in Irak. Een inmiddels sterk in het nauw gedreven Syrisch regime zal zich, in de visie van Bush jr. en de zijnen, meer dan ooit genoodzaakt zien om in dit verband hand- en spandiensten te leveren. De Verenigde Staten zouden op die manier de nu breed gesteunde VN-politiek inzake Libanon-Syrië sluipenderwijs tot instrument in hun zeer omstreden Irak-politiek hebben gemaakt. Zowel het geval Iran (2), als dat van Syrië, maken duidelijk, hoezeer 'het Oude Europa' (neo-con Donald Rumsfeld) in de richting van de offensieve buitenlandse politiek van de Verenigde Staten is opgeschoven. Waarvan akte.
1 Zie voor de integrale tekst Soemoed
jaargang 32, nummer 2 (maart-april
2004), pp. 14-18.
(een eerdere versie verscheen begin
november in enkele GPD-bladen)
Verschenen in Soemoed, jaargang 33, nummer 6 (november-december 2005), pp. 31-32
|